Democratie of vrijheid?


Elsevier 06-12-2003

Enkele jaren geleden publiceerde Fareed Zakaria, een Amerikaan van Indiase afkomst, in Foreign Affairs het artikel ‘Illiberal Democracy’. Dit baarde zoveel opzien, dat hij het daarna heeft opgepompt tot een boek van ruim 250 bladzijden.

In de afgelopen decennia is wereldwijd sprake geweest van een opmars van de democratie. Van de ongeveer 200 staten die nu bestaan, tellen er 119 als democratieën, in de zin dat er regeringen zetelen die via verkiezingen aan de macht zijn gekomen. Maar veel van die nieuwe (en soms ook oude) democratieën missen een aantal kenmerken die wij in het algemeen met democratie associëren: de rule of law, een scheiding der machten, zodat sprake is van een onafhankelijke rechtspraak, institutionele garanties voor individuele vrijheid. Dit zijn misschien wel democratieën, maar zij zijn geen rechtsstaat.

Neem het huidige Rusland, waar president Poetin aan de macht kwam dankzij verkiezingen die zó waren georganiseerd dat andere kandidaten kansloos waren en waar al onder president Jeltsin de positie van de volksvertegenwoordiging, de rechterlijke macht en het regionale bestuur tot onbeduidendheid was gereduceerd. Poetin ging voort op die weg, desnoods door hem onwelgevallige volksvertegenwoordigers en rechters hun salaris te onthouden. Hij heeft ook de media gelijkgeschakeld, terwijl politieke partijen, die zowel de kiezers stem kunnen geven als democratie inhoud, nauwelijks bestaan of gelegenheidsverbanden zijn, zoals de partij die geen enkele ander programma had dan de verkiezing van Poetin. 

Van zulke illiberale democratieën zijn er veel. Wij doen er daarom goed aan ons niet blind te staren op verkiezingen als het ultieme bewijs van democratie. Want wij verstaan onder ‘democratie’ toch allereerst constitutionele democratie, waarbij de meerderheid van de kiezers niet de garanties voor individuele vrijheid en rechtszekerheid aan kan tasten.

De meeste constitutionele democratieën voldoen aan twee voorwaarden. In de eerste plaats hebben ze een zekere welvaart bereikt. Zakaria haalt onderzoek aan waaruit blijkt dat bij een inkomen van 6000 dollar per hoofd van de bevolking de waarschijnlijkheid dat een staat een constitutionele democratie kan worden (en blijven) groot is. Daarnaast blijken de bestaande constitutionele democratische staten meestal een historisch traject te hebben doorgemaakt waarin de politieke instituties van rechtsstaat en markteconomie eerst tot stand kwamen, en pas daarna democratie, en algemeen kiesrecht. 

Hoewel hij ons land niet noemt, is dit misschien wel het meest overtuigende voorbeeld van zo’n ontwikkeling. Anders dan de meeste andere Europese staten kende het nooit een absolute monarchie. Middeleeuwse instituties als de Raad van State en de de Staten-Generaal bleven zodoende bestaan en transformeerden zich geleidelijk in de vorm die ze nu hebben.

De Republiek was geen democratie, maar de leden van de drieduizend families van regenten die de politieke macht deelden, ontwikkelden een politieke cultuur, die van het ‘schikken en plooien’, welke een gunstig model van overleg en besluitvorming vormde toen de democratie zich tot volwaardigheid ontwikkelde.

De les van de geschiedenis is klaarblijkelijk: eerst economische ontwikkeling en constitutionalisme, dan pas democratie. Deze les ziet Zakaria onder andere bevestigd in de wijze waarop Zuid-Korea en Taiwan zich in een halve eeuw van dictaturen tot democratieën hebben ontwikkeld.

Daarentegen ontwaart hij in de Verenigde Staten een weg terug. Die gaan steeds meer lijden onder wat hij een teveel aan democratie noemt, met als voorbeeld Californië, waar de kiezers bij het ene referendum na het andere de speelruimte van bestuur en volksvertegenwoordiging steeds verder beperken, en vervolgens uit woede over de door henzelf veroorzaakte machteloosheid van de politici deze wegstemmen. Desnoods vóór hun termijn er zelfs maar bij benadering op zit, zoals de ongelukkige Gray Davis kortgeleden in het eerste jaar van zijn tweede termijn als gouverneur overkwam.

Dit conservatieve betoog heeft in de Verenigde Staten de woede van de neo-conservatieven gewekt, vooral omdat het hun strijdlustige programma voor de democratisering van de Arabische wereld onderuit haalt. Zakaria meent namelijk dat van de Arabische staten Irak zeker wel een democratie zou kunnen worden. Maar zijn recept luidt dat er tenminste vijf jaar nodig zijn om de instituties op te bouwen, die noodzakelijk zijn voor het functioneren van een liberale rechtsstaat. Pas dan is het zinvol verkiezingen te houden. De huidige wanhoopsstrategie van president Bush jr. voorziet echter in de omgekeerde volgorde: eerst verkiezingen, volgend jaar. De uitkomst zal vrijheid noch democratie zijn.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
06-12-2003

« Terug naar het overzicht