Democratie op z'n Europees

AAN HET NIEUWE Europa is niets mis, behalve dan dat er burgers leven. Zonder hen was er niets aan de hand. De Europese Unie is immers een zaak van - ruw geschat - dertigduizend ambtenaren, politici, lobbyisten en adviseurs.

Zij kunnen het uitstekend met elkaar vinden. Zij weten precies het onderscheid tussen de eerste, tweede en derde pijler van de EU en tussen 'communautaire' en 'intergouvernementele' besluitvorming. Zonder mankeren leggen zij uit waarin de bevoegdheden van de Europese Raad verschillen van die van de Europese Commissie, maar ook op welke terreinen 'de codecisie' van het Europese Parlement van toepassing is en wat 'versterkte samenwerking' - zoals vorig jaar november overeengekomen tijdens de Intergouvernemenetele Conferentie in Nice - inhoudt.

Voor de andere circa driehonderd miljoen staatsburgers in de Europese Unie is dit allemaal geheimtaal. Zij hebben al moeite genoeg enig inzicht te verkrijgen in de wijze waarop hun nationale politieke systeem werkt. Ik geef niet graag de stemgerechtigde Nederlanders de kost die menen dat de regering deel uitmaakt van de Tweede Kamer. 'Europa' is een stap verder; voor de meeste mensen iets wat over hen komt, niet iets wat op de een of andere manier van hen is.

Dat is niet verwonderlijk.

De eenwording van Europa was in eerste instantie niet een politiek, laat staan een democratisch project. De grondleggers van de Europese integratie vatten deze op als een mechanisme tot economische integratie en vreedzame samenwerking tussen staten die elkaar in het verleden naar het leven hadden gestaan. Europese politieke democratie maakte van dit project echter geen deel uit.

Naarmate 'Europa' formeel en informeel steeds meer bevoegdheden naar zich toetrekt - bevoegdheden die daarvoor bij de lidstaten berustten - klemt het tekort aan politieke democratie steeds meer. De instelling van een rechtstreeks gekozen Europees Parlement heeft daaraan niets veranderd. Integendeel: het Europese Parlement demonstreert in groeiende mate het gebrek aan democratie in de EU. Dit vertaalt zich in de almaar dalende opkomst bij verkiezingen voor dit lichaam. Deze ligt in vrijwel alle lidstaten beneden die voor nationale en lokale verkiezingen.

Is dat verwonderlijk? Ik denk het niet.

Van duidelijke verschillen tussen de politieke partijen die op Europees niveau wedijveren, is geen sprake. Het Europese parlement is niet een vertegenwoordiging van Europese staatsburgers tegenover de uitvoerende machten in de Europese Unie. Integendeel: het wordt niet ten onrechte door de staatsburgers van Europa gezien als juist de vertegenwoordiging van die machten tegenover de kiezer.

De Europese samenwerking zet de kiezer meer en meer buitenspel. Dat gold voor de invoering van de euro, maar ook voor de uitbreiding van de Unie, die nu zo wordt geregeld dat deze bij de komende verkiezingen in Duitsland en Frankrijk geen rol kan spelen.

Zeker na het referendum in Ierland, dat de uitkomst van 'Nice' afwees, zijn regeringen in de EU een beetje uit hun gedommel ontwaakt. Ook de Nederlandse, die begin deze maand een notitie het licht deed zien over de toekomst van de EU. De Nederlandse regering wil, zo staat er, na Nice, 'de democratische legitimiteit' van de EU versterken. De warrigheid van de voorstellen maakt duidelijk hoezeer het op onze 'apenrots' (het ministerie van Buitenlandse Zaken) ontbreekt aan een helder denkbeeld over Europese democratie.

Enerzijds wil de Nederlandse regering bijvoorbeeld dat de leden van de Europese Commissie 'een commissariele verantwoordelijkheid' dragen ten opzichte van het Europese Parlement. Wat die dure term inhoudt is onduidelijk. Het enige wat hier echter terzake doet, is of individuele leden van de Commissie door het Europese Parlement door middel van een motie van wantrouwen naar huis gestuurd kunnen worden. (Nu kan het parlement alleen de hele Commissie afzetten, ook al gaat het maar om het in gebreke stellen van een lid.)

Anderszijds moet volgens onze regering in het vervolg de voorzitter van de Europese Commissie rechtstreeks worden gekozen. Hoe, dat staat er niet bij. Het is een even onzinnig als ondemocratisch voorstel.

Zo'n rechtsreeks gekozen voorzitter zou immers, anders dan wat in de nota ten aanzien van de rest van de Euro-commissarissen wordt geeist, geen verantwoording schuldig zijn aan het Europese Parlement. Hij of zij zou daarnaast de positie van de andere Euro-commissarissen vanwege die rechtstreekse verkiezing tweederangs maken. Kortom, met dit voorstel haalt de Nederlandse regering haar twee andere doelstellingen onderuit: versterking van de positie van de Commissie en versterking van het Europese Parlement.

Los daarvan vraag ik mij af hoe een rechtstreekse verkiezing van een Commissie-voorzitter eruit zou zien. Moeten kandidaten zich voor een bepaalde datum in Brussel melden en voeren zij daarna campagne tegen elkaar in heel Europa - wie betaalt dat? En worden die campagnes dan gevoerd op grond van een programma dat zij met meer dan twintig andere, niet gekozen Commissarissen moeten uitvoeren - als de politiek weer anders samengestelde Europese Raad daar tenminste mee instemt?

Allemaal vragen zonder antwoord.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
28-06-2001

« Terug naar het overzicht