Derde Weg?

HET BEGRIP Derde Weg maakte in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog even opgang in West-Europa. De bedenkers dachten toen aan een (Europees) politiek stelsel dat noch de kenmerken zou dragen van het (Amerikaanse) kapitalisme, noch die van het (Russische) communisme. Na de communistische machtsovername in Tsjechoslowakije (1948) en de oprichting van de Navo verschrompelde de Derde Weg tot een kleine linkse sekte, die voornamelijk bezig was toch iets moois in het communisme te ontdekken.

Misschien is het wel karakteristiek voor Tony Blair en zijn adviseurs dat zij het begrip Derde Weg opnieuw hebben gelanceerd zonder zich bewust te tonen van de geschiedenis van dit begrip.

Met de verkiezingsoverwinning van de SPD zijn nu in alle grote staten van de Europese Unie (uitgezonderd Spanje) door sociaal-democraten gedomineerde regeringen aan het bewind. De Derde Weg dient als algemene noemer voor deze verschuiving naar links. Afgelopen week kreeg deze ontwikkeling uitdrukking in een in New York gehouden conferentie waaraan onder anderen president Clinton en premier Blair deelnamen.

Een van de intellectuele grondvesters van deze Derde Weg is de socioloog Anthony Giddens, de huidige directeur van de London School of Economics. Enkele jaren geleden publiceerde hij Beyond Left and Right, dat zojuist is gevolgd (Giddens schrijft veel en vlot) door The Third Way. Ik kom op zijn werk vast nog eens terug, maar voor een eerste beoordeling van de Derde Weg is het gelijknamige pamflet van de Fabian Society geschreven door Tony Blair van meer belang.

Blair beschrijft daarin de Derde Weg als een uitweg uit de tegenstelling, die volgens hem de linkse beweging gedurende de twintigste eeuw in twee kampen verdeelde. Het eerste, 'fundamentalistische', zag in overheidsbeheersing van de economie een doel op zichzelf. Het tweede kamp was gematigder, maar accepteerde toch eigenlijk deze strategie. De Derde Weg daarentegen wil de twee grote stromingen links van het midden (weer) verenigen: liberalisme en democratisch socialisme. Dat houdt in dat de staat vooral de voorwaarden moet scheppen voor gelijke kansen voor iedereen.

Daarna volgen veel gemeenplaatsen die doen vermoeden dat Blairs pamflet vooral het werk is van reclamemensen. Gemeenplaatsen hebben het voordeel dat er weinig tegen in te brengen is. Wie is er niet voor beter onderwijs, efficiente overheidsvoorzieningen en krachtige bestrijding van misdaad? Blairs The Third Way vertoont drie tekorten: de afwezigheid van een evenwichtig historisch perspectief, het gebrek aan een serieuze diagnose van het hedendaagse kapitalisme en het ontbreken van een doordachte notie van sociale rechtvaardigheid.

Om met het eerste te beginnen: het is nonsens de sociaal-democratische beweging af te schilderen als een partij die enkel en alleen op nationalisatie uit was en dan ook nog als doel. Alleen in Groot-Brittannie is na de Tweede Wereldoorlog een aantal bedrijfstakken door een socialistische regering genationaliseerd, overigens meestal om pragmatische redenen. In staten als Frankrijk en Italie was toen minstens zozeer sprake van nationalisaties, maar dan onder centrum-rechtse regeringen, terwijl in Zweden (altijd het model bij uitstek van een sociaal-democratisch stelsel) nationalisatie van bedrijven nooit aan de orde is geweest.

Als Blair de regel lanceert: 'markt waar mogelijk, overheid waar noodzakelijk', dan doet hij niets anders dan Karl Schiller herhalen, de Duitse sociaal-democraat uit het begin van de jaren vijftig. (Schillers stelling was toen al een favoriet citaat van Joop den Uyl.)

Het ontbreekt Blair aan een opvatting over de werking van het moderne kapitalisme. Hij aanvaardt het als een gegeven: wij moeten ons eraan aanpassen. De overheid dient alles te doen om de deelname aan de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Daartoe moet ook de verzorgingsstaat worden gereorganiseerd, want in de visie van Blair was die erop gericht mensen van het werk af te houden door ze geld te geven.

Alweer getuigt dit niet alleen van historisch onbegrip (sociaal-democraten beschouwden de sociale zekerheid oorspronkelijk als een reddingsvest bij een tijdelijke tegenvaller), maar ook van gebrek aan inzicht waarom zoveel arrangementen van de verzorgingsstaat tegendraadse gevolgen hebben gehad. Nu de effecten van een door stompzinnige politieke beslissingen onbeheersbaar geworden kapitaalverkeer zich ook in het rijke Westen voelbaar maken, is het gemis aan zelfs maar een politieke diagnose daarvan wel heel pijnlijk.

De kapitalistische wereldeconomie produceert al geruime tijd een groeiende ongelijkheid in inkomen, vermogen en levenskansen, die in geen enkele verhouding staat tot de inspanningen die mensen zich getroosten op hun arbeidsplaats - als ze die al hebben. De 358 rijkste mensen in de wereld beschikten in 1996 over een gezamenlijk vermogen dat even groot was als het gecombineerde jaarinkomen van de armste 45 procent van de wereldbevolking. Zo'n ongelijkheid is niet te rijmen met wat voor opvatting dan ook van sociale rechtvaardigheid, de morele kern van het sociaal-democratische program door de tijd heen. Maar daarover bewaart Tony Blair in zijn pamflet een verontrustend stilzwijgen.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
30-09-1998

« Terug naar het overzicht