Dichter bij de kiezer
VOL INGEHOUDEN verontwaardiging waren ze, de brief van de ambtenaar en die van het bewindspersoon. Beiden hadden aanstoot genomen aan mijn stuk Bewindsliedenplan (Het Parool van 28 juni). Daarin veegde ik de vloer aan met de voorstellen voor verandering van het kiesstelsel, die een commissie uit het kabinet-Kok had gelanceerd.
De twee critici hadden echter volstrekt gelijk. Mijn kritiek gold niet het voorstel dat zij met zoveel zorgvuldigheid in onderling beraad hadden opgesteld, als 'invulling' van de passage over staatkundige vernieuwing in het regeerakkoord. Daarin wordt een 'wijziging van het kiesstelsel' in het vooruitzicht gesteld, 'waardoor een meer directe invloed van de kiezer op de samenstelling van de volksvertegenwoordiging mogelijk wordt'.
Maar een voorstel van dien aard bestond op dat moment nog niet, of het was in elk geval nog niet vastgesteld door het kabinet, laat staan publiek gemaakt. Ik had mijn snijdende kritiek gericht op mededelingen over dat voorstel in een drietal kranten en op opmerkingen van kamerleden van verschillende partijen. Dat laatste was zonder meer onverstandig. De Tweede Kamer is een ruimte waarin het nagalmt van de napraterij. Voor die napraterij staan journalisten overigens minstens zozeer garant als beroepspolitici.
Uit de berichtgeving van de drie kranten - niet de minste uit de koninklijke familie van de pers - was in het geheel niet op te maken dat het hier helemaal geen officieel voorstel van de regering betrof, maar een of ander ontwerp dat door deze of gene was 'gelekt'. Alledrie stelden zij het juist voor alsof het hier ging om definitieve regeringsplannen. Dat ontsloeg mij nog niet van de plicht dat plan dan ook maar bij de Rijksvoorlichtingsdienst of het ministerie van binnenlandse zaken op te vragen; een plicht die ik toen verzaakte.
Volgens kranteberichten en kamerleden kwam het voorstel van het kabinet-Kok neer op de introductie van een kiesstelsel dat sterke gelijkenis zou vertonen met het Duitse. Kern van het Duitse stelsel is dat de burger twee stemmen uitbrengt bij landelijke verkiezingen, een op een landelijke partijlijst en een op een kandidaat in het kiesdistrict waar hij woont. Het is een tamelijk ingewikkeld systeem, wat zich onder andere verraadt doordat veel Duitse kiezers niet begrijpen hoe het werkt. De bedoeling is niettemin juist dat de fameuze kloof tussen de Duitse kiezers en de Duitse gekozene erdoor wordt overbrugd.
Nu staat ook in Nederland met recht de vraag ter discussie of er eigenlijk wel zo'n kloof bestaat. In plaats van te zeuren over een 'kloof', valt beter te spreken over de invloed van de kiezer op wie wordt gekozen. Maar hieraan gemeten geeft het Duitse stelsel niet meer invloed aan de kiezer dan het huidige Nederlandse, en dat is niet veel.
Het is de vraag of dat erg is, maar die vraag wordt in de debatten over staatsrechtelijke vernieuwing in Nederland meestal niet gesteld, laat staan beantwoord. Alleen in het geval van een echt districtenstelsel zou sprake zijn van maximale invloed van de kiezer op wie wordt gekozen. Dat is dus een stelsel waarin per district maar een volksvertegenwoordiger wordt aangewezen.
Maar die maximale invloed is bij nader inzien niet bijster groot. Op wie kandidaat wordt gesteld, heeft de kiezer geen invloed, want dat wordt bepaald door de politieke partijen. Uiteindelijk gaat het dan tussen twee of drie kandidaten uit twee of drie verschillende politieke partijen.
Als wij Groot-Brittannie als voorbeeld van zo'n kiesstelsel nemen, valt vervolgens op dat in een groot aantal districten een partij over zo'n vaste meerderheid beschikt, dat het er eigenlijk niet toe doet wie daar voor die partij kandidaat staat. Richard Crossman vertelde ooit dat hij, als kandidaat voor Labour in Coventry-East, bij zijn eerste verkiezingscampagne (1945) geen enkele belangstelling trok, tot een oude man op hem toetrad en hem vroeg wat hij hier wel uitspookte. Crossman antwoordde dat hij stemmen probeerde te winnen, waarop de man hem schamper aankeek en aanraadde wat nuttigs te gaan doen: 'In Coventry-East stemt iedereen Labour, al stelden ze een ezel kandidaat.'
Geen wonder dat uit geen enkel onderzoek blijkt dat de Britse kiezers de afstand tussen kiezers en gekozenen kleiner vinden dan de Nederlandse, met ons stelsel van evenredige vertegenwoordiging. In dat stelsel zou de invloed van de kiezer op wie in de Kamer terechtkomt overigens wel vergroot kunnen worden, en nog wel op een betrekkelijk simpele wijze: door voorkeurstemmen zwaarder te laten wegen.
Nu moet iemand de helft van de kiesdeler halen om rechtstreeks te worden gekozen. Als dat percentage tot twintig of vijfentwintig percent zou worden teruggebracht, zou de relatieve invloed van kiezers ten opzichte van politieke partijen sterk worden vergroot als het om de samenstelling van de Tweede Kamer gaat. Deze mogelijkheid wordt nota bene in het Regeerakkoord ook aangestipt.
Maar in de plannen voor staatkundige vernieuwing van het kabinet, die de vorige week door de media in de openbaarheid werden gebracht, is daarvan geen sprake. Daarin gaat het weer om een ingewikkelde pendant van het Duitse systeem.
Ik heb daar wel een mening over, maar die houd ik voor mij tot het om een definitief en door het hele kabinet geaccordeerd document gaat. Want net als in juni ging het hier om een uitgelekt voorstel waarvan de precieze status onduidelijk is. Wat dat betreft heb ik mijn les geleerd.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 11-10-1995