Doormodderen op de Balkan
HET WESTERS INGRIJPEN in Bosnie-Hercegovina en daarna in Kosovo was onberaden en ondoordacht. Het kwam niet voort uit de wil een eind te maken aan ontoelaatbare toestanden op de Balkan, maar uit de angst dat de Navo haar geloofwaardigheid zou verliezen. Van een weloverwogen politiek over wat er daarna met deze gebieden moest gebeuren, was geen sprake. Aanvankelijk was de termijn waarop de Sfor-troepen zich uit Bosnie-Hercegovina zouden terugtrekken, bepaald op zes maanden. Vijf jaar later zitten zij er nog steeds en er is geen uitzicht op hun vertrek.
Uitgangspunt van de westerse politiek is het multi-etnische karakter van Bosnie-Hercegovina en Kosovo te handhaven. Moreel gezien is dit het enige juiste standpunt. Anders zou men erin berusten dat mensen van huis en haard worden verdreven omdat degenen die aan de macht zijn vinden dat ze er vanwege hun 'etnische identiteit' niet mogen wonen en er nooit hadden mogen wonen.
Maar vijf jaar nadat Bosnie-Hercegovina feitelijk een protectoraat van VN/Navo/EU is geworden en twee jaar nadat min of meer hetzelfde met Kosovo is gebeurd, slaat de teleurstelling in het Westen toe. Van herstel van de gewenste multi-etnische samenleving is weinig te bespeuren. Trok de Navo onder auspicien van de VN Kosovo binnen om de Albanese meerderheid te beschermen tegen het optreden van de Serviers, tegenwoordig heeft het Navo-garnizoen zijn handen vol aan het vrijwaren van de Servische minderheid in Kosovo tegen terroristische aanvallen van Albanese extremisten.
Geen wonder dat nu wordt betoogd dat het maar beter is het multi-etnische ideaal voor de Balkan op te geven en 'realistisch' te worden. Realisme houdt dan in dat de grenzen binnen het voormalige Joegoslavie alsnog worden getrokken langs etnisch homogene gebieden. Het Tweede-Kamerlid Bert Bakker (D66) verklaarde kort geleden dat het hoog tijd is 'het paradigma van de multi-etnische samenleving' op te geven, en hij is de enige niet. Al veel eerder is Bakker hierin voorgegaan door de diplomaat Peter van Walsum, die in zijn dunne memoires uiteenzet dat hij, na zich in juli 1991 bijna een week grondig in de geschiedenis en de problemen van Joegoslavie te hebben verdiept, de toenmalige minister Hans van den Broek van Buitenlandse Zaken adviseerde aan te sturen op een deling van Joegoslavie langs etnische scheidslijnen.
Dit recept is even begrijpelijk als oliedom. Begrijpelijk, want van dat multi-etnische ideaal komt in Bosnie en Kosovo tot nu toe niet veel terecht. Oliedom, omdat de keuze voor zogenaamd etnisch homogene staten voortkomt uit eenzelfde gebrek aan kennis van de verhoudingen op de Balkan dat tot de ondoordachte protectoraten heeft geleid.
Dit recept stuit al meteen op het gegeven dat al die 'etnische groepen' niet bij elkaar leven op duidelijk van elkaar gescheiden gebieden. Zelfs de bevolking van het huidige Servie bestaat voor bijna eenderde uit niet-Serviers. Opgave van het multi-etnische ideaal houdt met andere woorden grootscheepse deportaties van minderheden in, een middel dat op zjn minsts zo veel ellende met zich brengt als de kwaal die men ermee wil bestrijden.
Eigenlijk zou dat een herhaling zijn van wat in Oost-Europa in het interbellum heeft plaatsgevonden. Diplomaten en politici zoals Van Walsum en Bakker zijn er blijkbaar niet van op de hoogte dat bij de vredesregelingen van 1918 al gepoogd is de toen nieuwe staten in Oost-Europa te baseren op het zelfbeschikkingsrecht van 'volken'.
Waar die 'volken' in etnische termen werden gedefinieerd, was het resultaat een eindeloos geruzie over wie waar bijhoorde, met als consequentie maar al te vaak gedwongen verhuizingen. De deportatie van Grieken uit Anatolie naar Griekenland en van Turken uit Griekenland in omgekeerde richting, is het bekendste, maar lang niet het enige voorbeeld. Dit voorbeeld laat overigens ook zien dat op deze wijze allerminst stabiele en vreedzame verhoudingen tussen 'etnisch homogene' staten tot stand komen.
Oliedom is dit recept ook omdat het ervan uitgaat dat die 'etnische identiteiten' een vaststaand gegeven zijn. De belangrijkste lessen die de Nederlandse antropoloog Martin Duijzings ontleent aan zijn studie Religion and the Politics of Identity in Kosovo behelzen dat daarvan geen sprake is. De oorlogen van de laatste tien jaar hebben juist tot doel gehad een realiteit te scheppen waarin mensen allereerst en alleen 'Servier', 'Kosovaar', of 'Kroaat' zijn.
Door die oorlogen veel te lang op hun beloop te laten, heeft het Westen aan de constructie van zulke 'etnische identiteiten' meegewerkt. De weg terug is lang, maar er zit niets anders dan op de Balkan door te modderen.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 26-04-2001