Drogreden of argument
EEN VAN DE mooiste boeken die ik ken heet Drogreden of argument, een in 1963 in het Nederlands vertaald werk van twee Amerikaanse filosofen, William Ward Fearnside en William B. Holter. Die zullen nu wel dood zijn (geb. 1913 en geb. 1910 meldt het achterplat), hoe fris ze mij ook nog steeds vanaf hetzelfde achterplat aankijken. Een Aula-pocket kostte toen twee gulden vijftig. Nu zal dat het wel het tienvoudige zijn, maar als Drogreden of argument nog in druk zou zijn, was dat een koopje geweest.
Van dat boek leerde ik dat het er niet om gaat wie wat zegt, maar wat hij zegt:
'Onze afkeer van Hitler ontslaat ons niet van de plicht om iedere ware bewering die hij deed, of ieder juist argument dat hij naar voren bracht, in overweging te nemen.' (blz. 124) Heel veel later hoorde ik dezelfde les van Karel van het Reve, maar dankzij Drogreden of argument hoefde ik haar niet van hem te leren. Het was toen Van het Reve uitlegde dat als in de Pravda, orgaan van de communistische partij van de Sovjet-Unie, stond dat het in Moskou regende, en als het dan ook werkelijk regende in Moskou, dat het hem in zo'n geval geen enkele moeite kostte om te schrijven dat de Pravda hier de waarheid sprak.
Aan dit alles moest ik denken toen ik in het weinig gelezen tijdschrift Tijd en Taak een uitvoerig interview van Dick Houwaart las met Felix Rottenberg, een voorzitter van de Partij van de Arbeid. Het interview nodigt uit tot allerlei commentaar, onder andere vanwege de onkunde van de ondervrager. Maar dat laat ik graag aan anderen over. Mij gaat het nu om de uitleg die Rottenberg levert bij de vijfhonderd miljoen gulden bezuinigingen op het hoger onderwijs, waarmee de PvdA akkoord ging toen zij het ontwerp-regeerakkoord accepteerde, ook al was er in het verkiezingsprogramma van deze partij geen sprake van enig voorstel om op het hoger onderwijs te bezuinigen.
Rottenberg maakt aan dit laatste overigens geen woord vuil: 'Neem nu bijvoorbeeld het debat over het onderwijs. Ik vind het een heldere keus, dat wij zeggen: wij bezuinigen voor geen meter op het lager onderwijs, middelbaar onderwijs en beroepsonderwijs, maar we doen dat wel op het hoger onderwijs. (...) Tenslotte is bepalend voor iemands verdere leven hoe men zijn lagere en middelbare schooltijd doorkomt. Dat is een keus waarbij ik mensen recht in de ogen durf te kijken.'
Dat is een prestatie die meer wijst op schaamteloosheid dan op de durf heldere keuzen te maken. Die had de PvdA namelijk voor de verkiezingen moeten maken, zodat staatsburgers op basis daarvan hun stem hadden kunnen bepalen. De heldere keus van de PvdA voor de verkiezingen was: geen bezuinigingen op onderwijs en niet meer dan acht miljard in totaal bezuinigen op de rijksbegroting.
Binnen de PvdA waren er die dat een te laag bedrag vonden, maar zij werden democratisch overstemd, zonder dat Rottenberg en Kok hun stemmen verhieven. Na de verkiezingen ging de PvdA akkoord met tien miljard meer aan bezuinigingen; het verschil werd door Rottenberg tot 'een rekenfoutje' verheven. In een serieuze partij, zoals de PvdA toch ooit was, zou dat hebben moeten leiden tot een onderzoek hoe het mogelijk was dat men zich zo misrekend had en wie daarvoor verantwoordelijk waren.
Dit alles valt echter niet binnen de vraagstelling van mijn favoriete boek; het betreft hier alleen maar kiezersbedrog. Mij gaat het nu om de redenering die Rottenberg volgt. Deze luidt als volgt: iedereen moet lager en middelbaar onderwijs volgen en daarom willen wij daarop niet bezuinigen. Wat men daarna doet, dat is alleen maar het zoeken van prive-voordelen. Zo helder zegt Rottenberg het niet in het hierboven geciteerde, maar het is er wel de kern van.
Nu kan men daartegenin aanvoeren dat dit verhaal niet klopt. 'Bepalend' voor 'iemands verdere leven' is niet alleen hoe hij of zij de lagere en middelbare schooltijd doorkomt. Bepalend daarvoor is nog veel meer wat voor een opleiding hij of zij daarna heeft gevolgd.
Er zit dus niets anders op dan wat meer logische structuur aan te brengen in het verhaal van de voorzitter van het PvdA-bestuur. Dat is niet moeilijk. In feite bedoelt hij te zeggen: de overheid hoeft alleen te betalen voor onderwijs tot het eind van de leerplichtige leeftijd, want die geldt voor iedereen.
Dit is een heldere stellingname, ook al is deze niet bepaald in overeenstemming te brengen met het sociaal-democratische gedachtengoed. Aldus geredeneerd is onderwijs een zuiver individuele voorziening, niet een collectieve noodzaak. Wie daarvan uitgaat heeft eigenlijk geen argument om niet alle onderwijs, vanaf de eerste klas van de basisschool, in rekening te brengen aan de ouders. De logica van Rottenberg leidt zo ook tot de conclusie, dat de waterstaatkundige inspanningen die nodig zijn om het Nederlandse rivierengebied te beschermen, maar moeten worden betaald door degenen die verkozen in de goedkope woningen van de waarden en polders daar te gaan wonen.
Wat ik tot nu toe aan de kaak heb gesteld, zijn echter geen drogredenen, maar logische consequenties en implicaties van Rottenbergs argument om vijfhonderd miljoen op het hoger onderwijs te bezuinigen. Dat dit argument strijdig is met het program van partij is al gezegd.
De drogreden bestaat hieruit: als het hoger onderwijs na de verkiezingen door de PvdA plotseling en onverwacht wordt gedefinieerd als een individueel goed, dan volgt daaruit logisch de slotsom dat de individuen die er gebruik van maken de kosten opbrengen. Het argument van Rottenberg leidt tot een verhoging van de collegegelden, totdat deze kostendekkend zijn. Het leidt in het geheel niet tot de conclusie dat de instellingen die dat onderwijs verzorgen, moeten bezuinigen, helemaal afgezien van het feit dat ze dat al vijftien jaar hebben moeten doen.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 08-02-1995