DUITSE STRIJD; UITZONDERING?

De Duitse verkiezingscampagne loopt op zijn eind zonder dat daarin scherpe tegenstellingen aan den dag zijn gekomen. De watersnood in Saksen gaf bondskanselier Schroder de gelegenheid zich te manifesteren als energiek crisisbeheerser, wat hem in de opiniepeilingen verloste van zijn achterstand op CDU-leider Edmund Stoiber. Maar met het politieke programma van de SPD had dit vanzelfsprekend niets te maken. Schroder dreigt in de positie van Wim Kok terecht te komen, die op zijn hoogtepunt meer waardering genoot van ondernemend Nederland dan van zijn eigen partij - iets wat de PvdA uiteindelijk zuur opbrak.

Daar staat tegenover dat de CDU allesbehalve een scherpe politieke campagne heeft gevoerd. De partij bewijst enige lippendienst aan het neoliberale evangelie dat 'flexibilisering' van de arbeidsmarkt en het afbreken van de verzorgingsstaat ordonneert. Maar Stoiber doet dit met weinig enthousiasme. Dat is begrijpelijk, gezien zijn economisch stimuleringsbeleid als premier van de deelstaat Beieren. Het is ook begrijpelijk voor wie beseft dat de trage ontwikkeling van de Duitse economie waarschijnlijk niet eens zozeer te wijten is aan de stroperige arbeidsmarkt. Grotere boosdoener vormen de honderden miljoenen die - voor een groot deel niet zichtbaar in officiele cijfers - sinds 1989 zonder veel resultaat in de voormalige DDR worden gepompt.

Bij een seminar twee weken geleden in het denkhuis van het weekblad Die Zeit, toonden Duitse wetenschapsbeoefenaars en journalisten zich bezorgd over de mogelijke consequenties van deze doffe verkiezingsstrijd. Zou deze niet kunnen resulteren in een Wende zum Rechts-populisme? Die angst was al verwoord door Stoiber, toen hij met beslistheid de suggestie afwees een 'grote coalitie' met de SPD te vormen: 'Wij willen hier geen Fortuyn.'

Daarmee gaf hij een overtuigend antwoord op de vraag waarmee de deelnemers aan het Zeit-seminar een dag lang worstelden. Was het bijproduct van de eerste en tot nu toe enige naoorlogse grote coalitie tussen CDU/CSU en SPD niet zowel de opkomst van de rechts-extremistische NPD als die van een linkse buitenparlementaire oppositie? Met als uitwas het ontstaan van de terroristische Rote Armee Fraktion?

De vraag bij deze Duitse verkiezingen is of de uitslag zal passen in het patroon dat zich sinds 11 september 2001 in alle verkiezingen in Europa heeft afgetekend: een verschuiving naar rechts, vooral dankzij de winst van rechts-populistische partijen.

Zo'n patroon zal zich in Duitsland in elk geval niet op dezelfde wijze voordoen, want er is hier niet zo'n rechts-populistische partij met kans op electoraal succes, althans niet op nationaal niveau. Ronald Schill, de oud-rechter, die met zijn Partei Rechtsstaatliche Offensive een jaar geleden 19,4 procent van de stemmen bij de verkiezingen in Hamburg haalde, maakt landelijk geen kans. De Republikaner evenmin. Daar staat het Duitse kiesstelsel, met zijn kiesdrempel van 5 procent, borg voor. Opmerkelijk is wel de snelle ontwikkeling van de liberale FDP in rechts-populistische richting onder de nieuwe partijleider Guido Westerwelle. Misschien tracht hij zo hetzelfde kunstje te flikken als Jorg Haider zestien jaar geleden bij de zieltogende Oostenrijkse liberalen. Maar meer dan te ontsnappen aan de valbijl van de 5-procentdrempel zit er bij deze verkiezingen niet in.

De diepere oorzaken van de opkomst van rechts-populisme zijn in heel Europa dezelfde: onzekerheid als gevolg van anonieme en ongrijpbare processen van mondialisering en europeanisering. Deze zijn politiek op gang gebracht door neoliberale politici als Ronald Reagan en Margaret Thatcher. Maar het zijn sociaal-democratische partijen die erop worden afgerekend. Het meest bizarre voorbeeld daarvan vormt Nederland. Dat is acht jaar geregeerd door een 'paarse' regering met een uitgesproken neoliberale agenda: privatisering van grote delen van de publieke sector en verwaarlozing van andere, kolossale - en nutteloze (de Betuwelijn) - overheidsinvesteringen in de infrastructuur ten gunste van ondernemerslobby's als 'Nederland Distributieland', en pogingen tot invoering van marktwerking in de sociale zekerheid. Na de ondergang van het tweede paarse kabinet, de verkiezingen van 15 mei en de formatie van een nog rechtser kabinet, wordt het echter algemeen voorgesteld of onder Paars jarenlang 'links' aan de macht is geweest.

De coalitie van SPD en Grunen is op papier centrum-links. Rood-groen in plaats van paars. Maar het regeringsbeleid is toch veel rechtser geweest dan deze partijpolitieke samenstelling zou doen vermoeden. Voormalige coryfeeen van de Ausserparlementarische Opposition als Joschka Fischer en Otto Schily ontpopten zich als door de wol geverfde realpolitiker en demonstreerden de oude waarheid dat een jakobijn die minister wordt, geen jakobijns minister is. De bondskanselier ontdeed zich al aan het begin van zijn ambtstermijn - onder druk van de bankwereld - van zijn minister van Financien, Oskar Lafontaine, het ongeevenaarde links-populistische talent van de SPD, en hield daarna rechts aan. Nu gaat het om de vraag of hij daarvoor wordt beloond of gestraft.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
21-09-2002

« Terug naar het overzicht