Eduard van de rebellenclub

‘Blinde ambitie’ is de titel van Eduard J. Bomhoffs terugblik op zijn ’87 dagen met Zalm, Heinsbroek en Balkenende’. Het boek is kennelijk in grote haast geschreven  en valt uiteen in een aantal min of meer van elkaar los staande beschouwingen. Veruit de uitvoerigste gaat over de wijze waarop het CDA-LPF-VVD-kabinet aan zijn einde is gekomen, met als centrale stelling dat de VVD-fractieleider daarop systematisch en welbewust heeft aangestuurd, gesteund door zijn ‘knechten’in fractie en regering. De andere grote boosdoener is zijn collega LPF-minister Herman Heinsbroek, die zich vergat in intriges tegen Bomhoff en het alvast opzetten van een eigen nieuwe partij, in plaats van zijn werk als minister te doen. Voor deze twee schurken is dan ook de titel gereserveerd: het is hun blinde ambitie die ervoor heeft gezorgd dat Nederland ‘weer een half jaar niet wordt bestuurd’ – daarnaast wijt Bomhoff dit aan het gebrek aan niveau in de LPF en aan ‘de media die 24 uur per dag op zoek zijn naar entertainment’. Dat laatste klinkt nogal hypocriet. Zonder diezelfde media had de LPF geen schijn van kans gehad. Pim Fortuyn kreeg in de verkiezingscampagne van vorig jaar meer zendtijd dan alle andere lijsttrekkers bij elkaar.

            Wie zou hebben verwachten dat de titel een – misschien ironische – verwijzing naar de auteur zelf is komt dus bedrogen uit. Bomhoff maakt geen woord vuil aan zijn overstap, ná de verkiezingen, naar een partij waarop hij niet had gestemd, met een lijsttrekker voor wie hij  nooit een goed woord had overgehad en met een program dat rechtstreeks in strijd was met wat hij zelf op het terrein van volksgezondheid had bepleit.

            Wel heeft hij een hoofdstukje gewijd aan de manier waarop hij onder de verkiezingsbelofte van de LPF (geen cent extra voor de gezondheidszorg) en het financiële kader van het ‘Strategisch Akkoord’ uit dacht te komen. Het komt erop neer dat hij in het geniep open eind-regelingen zou toelaten onder het mom ‘recht op zorg’ en zo van begrotingsoverschrijdingen voldongen feiten zou maken.

            Voor wat Fortuyn betreft put hij zich uit in slijmerigheden, zoals hij dat ook al had gedaan in zijn laatste column in ‘NRC/Handelsblad’, na zijn overlopen naar de LPF,  waarin hij Fortuyn op één lijn stelde met Giuseppe Verdi. Met afgrijzen noteert hij na een gesprek met Balkenende (die in de eerste weken op kabinetsvergaderingen over zichzelf sprak als ‘de MP’) de ‘goedkope entourage’ van het Torentje en vergelijkt in ongunstige zin met ‘de doordachte fantasieën van Pim over het langdurig en kostbaar upgraden van het Catshuis’ – kennelijk een andere voorgenomen open eind-regeling van de Nieuwe Politiek.

            In een ander hoofdstuk komt de kwestie van top-ambtenaar Van Lieshout aan de orde, die Bomhoff al weg wilde hebben voor hij zelf minister was, daarin volgens de auteur gesteund door Balkenende, die daarvoor echter geen enkele verantwoordelijkheid wilde nemen. Behalve Bomhoff komt niemand er goed af in zijn memoires, zeker niet Balkenende, die zijn onzekerheid en ijdelheid met misplaatste flinkdoenerij maskeerde. Wat had Bomhoff nu echter tegen Van Lieshout? Dit: hij was een ‘plansocialist’, net als Jo Ritzen, de voormalige minister van Onderwijs. Volgt een lange scheldpartij tegen Ritzen, maar niet een concrete argumentatie tegen Van Lieshout, die het vooral wordt kwalijk genomen dat hij ooit op een congres niet had opgelet toen Bomhoff het woord voerde. Bomhoff heeft ook nog andere bezwaren tegen Van Lieshout, maar die wil hij niet noemen ‘om diens privacy niet te aan te tasten’. Ik heb zelden zo’n onbeschaafde en huichelachtige poging tot karaktermoord gelezen.

            Hoofdzaak van het boek is echter de beschuldiging dat Gerrit Zalm ‘de stekker eruit heeft getrokken’. Het is een eigenaardige beeldspraak die in LPF-milieu opgeld doet. Ze verwijst immers naar de beslissing om op te houden met het kunstmatig in leven houden van een in onherroepelijk coma verkerend lichaam.

            De pogingen van Bomhoff om Zalm de schuld te geven van het einde van dit onberaden kabinet leiden tot eindeloze verslagen van overleg en intriges, werkelijk en vermeende, binnen de LPF en tussen de regeringspartijen. Zij bevestigen wat eigenlijk voor een oppervlakkige waarnemer al snel duidelijk was. Hier waren mensen aan de gang die niet het minste benul hadden van hun verantwoordelijkheid, ten opzichte van Nederland en zijn burgers, maar dat compenseerden met onophoudelijk geruzie over de onderlinge status en macht. Zo vonden zijn LPF-collega’s dat Heinsbroek veel meer met de pers bezig was over zijn imago dan met zijn werk als minister. Het beeld dat van de LPF-ministers en kamerleden oprijst – inclusief dat van Bomhoff zelf – is dat van een gezelschap ongeleide projectielen. Zalm hoefde niets te doen om er een eind aan te maken. With such a cast, who needs a plot?’

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
02-01-2003

« Terug naar het overzicht