Een Duitse MacDonald ?
Met een flink gezicht verklaarde bondskanselier Schröder dat hij de verkiezingsnederlagen van de SPD in Thüringen en Noord Rijnland-Westfalen wel had verwacht. Sinds zijn verkiezingsoverwinning heeft de SPD nu in vier deelstaten de macht verloren en het eind is nog niet in zicht. Want de redenen waarom de kiezers de SPD in de steek laten zijn rechtstreeks gekoppeld aan het sociaal-economisch beleid waarvoor Schröder na zijn verkiezing heeft gekozen.
Maar waren de Bondsdagverkiezingen vorig jaar wel een overwinning van Schröder? Hij was lijsttrekker en kandidaat-bondskanselier. Maar naast hem trad Oskar Lafontaine op, zijn voorganger als kandidaat-bondskanselier. Terwijl Schröder zich profileerde als kampioen van het 'Neue Mitte', de Duitse versie van de 'Derde Weg' en politiek inhoudelijk al even onbestemd, wierp Lafontaine zich op als hoeder van traditioneel sociaal-democratische opvattingen.
Vóór de verkiezingen sloten de beide ijdeltuiten voor de camera's een ostentatieve 'Männerfreundschaft', maar die overleefde de overwinning van de SPD niet lang. Lafontaine werd door een kabaal van ondernemers en bankiers tot aftreden gedwongen - een smet op het blazoen van de Duitse democratie, wat men ook van zijn politieke ideeën mag vinden en trok zich uit de politiek terug. Bevrijd van zijn linkse kwelgeest sloeg Schröder de richting in van grootscheepse bezuinigingen op de Duitse verzorgingsstaat. Zijn voorbeeld is Tony Blair.
Ik denk dat Schröder niet zozeer in het voetspoor van Blair is gestapt, maar in dat van diens voorganger, Ramsay MacDonald (1866-1937). MacDonald was de eerste leider van de Labour Party. In 1924 werd hij ook de eerste socialistische minister-president van Groot-Brittannië. Maar hij presideerde een machteloze minderheidsregering die maar kort bestond. Niettemin betekende de invoering van het algemeen kiesrecht en de verdeeldheid onder de Liberalen dat vanaf nu Labour de Liberalen had afgelost als de alternatieve regeringspartij. Bij de verkiezingen van 1929 werd Labour de grootste partij, zonder echter over een meerderheid in het Lagerhuis te beschikken. MacDonald vormde opnieuw een minderheidsregering. De Grote Depressie was in 1928 uitgebroken en MacDonald had geen idee wat te doen. Onder socialisten waren er die de crisis als de onvermijdelijke uitkomst in een kapitalistische wereldeconomie zagen, waar dus ook niets aan te doen viel.
Binnen Labour en ook daarbuiten leefden echter wel degelijk denkbeelden over hoe de crisis te bestrijden. De belangrijkste en doorwrochtste waren die van de Liberaal John Maynard Keynes. In de regering werden overeenkomstige plannen voorgelegd door Oswald Mosley, minister met de nietigste rang in een Britse regering, die van Kanselier van het hertogdom Lancaster. Zijn voorstellen vonden geen steun, Mosley werd geroyeerd en begon uit rancune een eigen Britse fascistische partij.
De crisis bestrijden door stimulering van koopkracht was vloeken in de kerk van de heersende mening die werd bepaald door bankiers, economen en rechtse politici, de experts van die dagen. Zij wisten dat vasthouden aan de waarde van het pond middels de gouden standaard het enig juiste recept was. De crisis moest maar 'uitzieken', ten koste van miljoenen werklozen en failliete ondernemingen.
Binnen het tweede kabinet MacDonald werd heftig gestreden over de sociaal-economische politiek. Uiteindelijk koos MacDonald voor zijn minister van Financiën, Philip Snowden, die fanatiek de dogma's van het weldenkend deel van de natie volgde. Dat eiste vermindering van de staatsuitgaven en verlaging van de (schamele) werkloosheidsuitkeringen. Tien van de eenentwintig leden van het kabinet weigerden met de verlaging in te stemmen. MacDonald diende daarop zijn ontslag in en vormde vervolgens op verzoek van de koning een nationale regering. Zijn partij volgde hem niet en werd bij de verkiezingen van 1931 gedecimeerd. MacDonald kwam met twaalf volgelingen als 'National Labour' in het Lagerhuis en mocht minister-president blijven tot 1935, steeds meer een ledepop in een regering die door de Conservatieven werd gedomineerd.
'Het verraad van MacDonald' bleef lange tijd spreekwoordelijk in sociaal-democratische kring. Minister-president Drees verklaarde nog bij de kabinetscrisis van 1958 dat hij onder geen beding 'als MacDonald' op zou treden, namelijk als minister aanblijven zonder steun van fractie en partij. Wim Kok heeft er waarschijnlijk geen weet van wie MacDonald is geweest en wat zijn 'verraad' inhield.
Schröder bevindt zich nu in de positie van MacDonald in 1929, en hij staat zwakker vergeleken met deze. Zijn prestaties als minister-president van de deelstaat Nedersaksen waren niet indrukwekkend. MacDonald daarentegen was een man van onbetwist formaat toen hij premier werd. Net als MacDonald in 1931 heeft Schröder zich overgeleverd aan de dubieuze wijsheden van bankiers en ondernemers. Hun recept luidt andermaal dat het afbreken van de verzorgingsstaat leidt tot minder werkloosheid en hogere economische groei. Hun voorbeelden zijn de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Merkwaardig is dat dit recept tot nu toe evenmin iets heeft opgeleverd als het overeenkomstige uit de jaren dertig. Eén voorbeeld: in de gesmade jaren zestig, onder Labour, bedroeg de economische groei 3,3%. In de jaren tachtig, onder het Conservatieve bewind van Margareth Thatcher was het groeicijfer 2,4%.
Bart Tromp
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 15-09-1999