Een kleine vernieuwing

HET PRONKSTUK van de Onderafdeling Wijsbegeerte en Maatschappijwetenschappen van een Technische Universiteit (toen nog Hogeschool geheten) waar ik in de jaren zeventig werkte, was een model van de Nederlandse economie. Het was meer dan twee meter hoog en zeker anderhalve meter breed, gemaakt van plexiglas, en het liep op water. Het bestond uit een groot aantal ruimtes die met elkaar verbonden waren door buizen, waarvan de doorvoer gereguleerd kon worden met afstelbare kleppen. Daarmee kon je bij voorbeeld de rente op de staatsschuld instellen, of de waarde van de gulden ten opzichte van de dollar, en al die andere grootheden die worden verondersteld het economisch getij te bepalen.

In mijn herinnering was de enige die wist hoe het apparaat werkte, professor Wemelsfelder, die dat geheim later mee het graf in nam. Maar dat was vele jaren nadat dit model van de Nederlandse economie was getrakteerd op een grondige schoonmaakbeurt. Sindsdien produceerde het bij pogingen het in dienst te stellen alleen nog maar zeepbellen.

Aan dit apparaat moet ik altijd denken als er prognoses en gedetailleerde voorspellingen over de Nederlandse economie worden gedaan met cijfers achter de komma. De grootste vorm van goedgelovigheid in de Nederlandse politiek is wel de slaafsheid waarmee zelfs kleine partijen als GroenLinks hun verkiezingsprogramma door het CPB laten 'doorrekenen', alsof die becijferingen ook maar enige voorspellende waarde hebben.

Na de verkiezingen is het nog erger geworden. De informatie naar de 'paarse coalitie' is mislukt, omdat de onderhandelende partijvoormannen opnieuw de rekenmeesters van het CPB aan het werk hebben gezet, in plaats van zich te verenigen op een tiental duidelijke en politiek controleerbare uitgangspunten voor een regering.

PvdA-lijsttrekker Wim Kok heeft ten gunste van de gevolgde procedure aangevoerd dat de verkiezingsprogramma's van de partijen inmiddels, na zes maanden, nu eenmaal achterhaald waren. Er was alweer zoveel gebeurd en zoveel veranderd. Hij had daarmee verschrikkelijk gelijk. Maar dat gelijk verdraagt zich niet met de gedachte dat men in enkele weken een regeerprogramma kan opstellen dat vier jaar meegaat. Zolang politieke partijen dat proberen te doen, zijn ze stratenmakers op zee.

Is het daarom geen aardige gedachte als het Volk van Nederland zijn vertegenwoordiging, de Tweede Kamer dus, zo'n plexiglazen model van de Nederlandse economie ten geschenke geeft, op voorwaarde dat dit in 'slands vergaderzaal zeepbellen blaast achter de zetel van de voorzitter?

Inmiddels is de tweede informatie die 'op zeer korte termijn' tot uitsluitsel over de vorming van een kabinet zou moeten leiden, ook mislukt. De verkiezingen liggen twee maanden achter ons en het is al lang zeker dat de rijksbegroting voor 1994-1995 door het demissionaire kabinet wordt opgesteld. Zo mag de regering die de grootste electorale nederlaag uit de Nederlandse geschiedenis leed, rustig doorregeren.

Uitzicht op een nieuw kabinet is er niet, nu het CDA niet met de PvdA wil regeren, D66 niet zonder de PvdA en de VVD niet met PvdA en D66. Het is een wat eigenaardige situatie, als men bedenkt dat voor de verkiezingen iedereen het erover eens was dat er geen grote ideologische verschillen meer bestaan tussen de partijen, en in de verkiezingscampagne zelf geen mens erachter kon komen wat daarvan nu wel de inzet was.

D66 schermt al enige tijd met de mogelijkheid van een extra-parlementair kabinet. Daaronder lijkt men te verstaan: een kabinet met ministers die niet door middel van een regeerakkoord aan partijen in de Tweede Kamer zijn gebonden. Dit is een onzinnige en eigenlijk ook weinig democratisch idee. Op het moment dat zo'n kabinet zijn regeringsverklaring aflegt, blijkt ofwel dat het geen steun vindt in de Kamer en is het weg (zoals het laatste kabinet-Colijn in 1939), ofwel wordt het gesteund door bepaalde fracties en is het niet meer extraparlementair.

CDA en VVD schijnen te willen afkoersen op een minderheidskabinet, een Staphorster coalitie, waarbij een parlementaire meerderheid per keer gehaald moet worden met steun van de ouderenpartijen en klein rechts. Maar het is uiterst dubieus of deze partijen zich daartoe zullen lenen.

Het CDA zou zich daarmee overigens wel volledig belachelijk maken. Men kan met twintig zetels verlies niet aan de ene kant een coalitie met D66 (twaalf zetels winst) en PvdA (twaalf zetels verlies) uitsluiten omdat die de kiezer geen recht zou doen, maar dan wel als grootste verliezer met de kleinste winnaar een minderheidskabinet vormen. Uit deze optie blijkt vooral dat de arrogantie van de confessionelen de slag van 3 mei alweer te boven is.

In de afgelopen jaren is een uitgebreid debat in de politiek gevoerd over allerlei staatsrechtelijke vernieuwingen, van de gekozen burgemeester tot en met een of andere vorm van referendum. Het is allemaal op niets uitgelopen, maar wat nu verbaast is dat toen niet een heel eenvoudige verbetering van ons politiek bestel ter discussie is gesteld. De voorwaarde namelijk dat na de verkiezingen binnen een bepaalde periode - zeg twee maanden, of desnoods drie - een nieuw kabinet gevormd moet zijn. Is dit niet het geval, dan volgen zo snel mogelijk nieuwe verkiezingen.

Zo'n regel zou een eind maken aan de zinloze rekenarij waarmee (in)formaties nu nodeloos worden verlengd en vertraagd, maar ook aan een onderhandelingsgedrag waarin de factor de tijd geen rol speelt.

Een overeenkomstige regel bestaat al lang bij de vorming van het gemeentebestuur. God zij dank, anders zou het niet vijf of zes weken duren voor het nieuwe college van burgemeester en wethouders zou zijn gevormd na de gemeenteraadsverkiezingen, maar vijf of zes maanden.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
06-07-1994

« Terug naar het overzicht