Een mooie les maatschappijleer

In het onderwijs is het allang een uitzondering als leerlingen iets te weten komen over structuur en werking van politiek en bestuur in Nederland. Dit wordt aan het gezicht onttrokken doordat er in dit land wel onophoudelijk onderzoek wordt verricht naar wat kiezers vinden, maar zelden naar wat ze weten. Het toppunt van politieke correctheid bestaat uit de veronderstelling dat ‘de kiezer’ of ‘de burger’ een bezonnen oordeel heeft als hij of zij de knop op de stemmachine indrukt.

De kiezers op de Lijst Pim Fortuyn worden nu hardhandig geconfronteerd met hun onbezonnenheid. Waar hebben zij eigenlijk voor gekozen? Niet voor Pim Fortuyn als redder des vaderlands. Die was er niet meer. Op zijn ‘program’ dan?  Het is nog steeds niet duidelijk wat dat is. Zijn laatste boek? Of de samenvatting op de website van de LPF? En wat stelt dat dan meer voor dan een aantal loze kreten die het aan politieke scherpte en precisie ontbreekt, zoals bleek toen zijn executeurs testamentairs daaruit eerst een algemeen pardon voor alle illegalen afleiden, om dit vervolgens als nu juist volstrekt in strijd met  ‘het gedachtegoed van Pim’ af te wijzen.

De Lijst Pim Fortuyn was vanaf het begin een contradictio in terminis. Fortuyn beeldde zich in dat hij een presidentiële campagne voerde,  waarna hij als grote leider (‘er kan er maar één de baas zijn’)  aan de touwtjes zou trekken. Dat het Nederlandse politieke stelsel geen ruimte biedt voor zo’n democratische dictatuur beschouwde  hij als een tijdelijke hindernis. Maar deze dwong vooreerst wel niet op zijn eentje, maar met een kandidatenlijst aan de verkiezingen deel te nemen en een partij op te richten. Een partij, daar wilde Fortuyn vanzelfsprekend niet van horen – een formele organisatie zou een blok aan zijn been zijn. Net als alle andere nieuwlichters, van D66 tot en met de het ouderenverbond, beweerde hij dat hij niet lijsttrekker was van een partij, maar leider van een ‘beweging’. Een ‘beweging’ is een tamelijk amorf begrip – wie is er lid van en wie heeft over wat iets te zeggen?  Wie kiest de kandidaten voor de politiek, en op basis van welke uitgangspunten?

Dat waren geen aangename vragen voor Fortuyn, toen Leefbaar Nederland met hem had gebroken en door zijn vrienden De Booij, Dost en Langendam was overgehaald dan maar op eigen titel aan de verkiezingen deel te nemen. Maar dat had geen zin als er niet ook andere kandidaten waren. Die werden vervolgens via een duistere weg gerecruteerd . Volgens zijn intimi had  Fortuyn geen hoge dunk van zijn lijstvullers, die hij niet of nauwelijks kende en ook niet leerde kennen, en achtte hij geen van hen ministeriabel. Niet getreurd: die ministers konden  tezijnertijd ook buiten de politiek om uit het bedrijfsleven worden gehaald, daar hadden zijn kiezers niks mee te maken.

Van de gekozen Leider naar een kandidatenlijst was al een moeilijke stap, vergemakkelijkt doordat er altijd wel politieke avonturiers zijn die desnoods onder de naam van Fortuyn een kamerzetel willen bemachtigen. Daarna volgde de stap naar een formele politieke vereniging: een partij. Een aanschouwelijk weerlegging van de ook door Fortuyn aangehangen stelling dat partijen achterhaald zijn, omdat het nu om personen gaat. 

Op de achtergrond van nu woedende ruzie om de macht in de partij speelt een andere kwestie. De grote socioloog  Max Weber (1864-1920) stelde al dat de sleutel tot de analyse van een politieke partij de wijze is waarop deze wordt gefinancierd. Fortuyn beweerde indertijd dat hij grote financiële steun uit de bouwwereld kon verwachten, in ruil waarvoor hij knellende wetgeving voor deze sector af zou schaffen. Dit was eerste voorbeeld in Nederland van een politicus die openlijk aankondigt te koop te zijn. In hoeverre de LPF feitelijk gefinancierd is door zakenlieden, weten wij niet, bij gebrek aan openheid over  de partijfinanciën. Van de contributie van de ongeveer 6000 leden zal de partij het ook niet moeten hebben.

Nee, het grote geld is te verkrijgen via overheidssubsidie. Die is kortgeleden door minister Klaas de Vries, op grond van geen enkel verkiezingsprogram of regeerakkoord, nagenoeg verdubbeld. De hoogte van de subsidie hangt af van het aantal kamerzetels, maar de betreffende lijst moet wel gesteund worden door een partij met tenminste duizend leden. De basis van de  ruzie in de LPF gaat over de vraag hoe deze vrije jongens de meeste overheidssubsidie binnen kunnen halen. Een mooie les in maatschappijleer en staatkunde., vooral voor de halvegaren die op een dode lijsttrekker hebben gestemd.   

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
04-07-2002

« Terug naar het overzicht