Een morsige en knoeierige afloop

DE GOLFOORLOG begon bijna vier jaar geleden. Op 17 januari werden de eerste geallieerde luchtaanvallen uitgevoerd op Irak, dat een half jaar daarvoor Koeweit had veroverd.

De luchtoorlog duurde zes weken en was naar tactische maatstaven hogelijk succesvol. Er gingen weinig geallieerde toestellen verloren, nadat de Iraakse luchtmacht al in de eerste dagen was vernietigd of uitgeweken naar aartsvijand Iran en nadat de Iraakse luchtverdediging volledig was ontregeld. De meeste doelen van het luchtoffensief werden vernietigd en dat met verhoudingsgewijs weinig 'collaterale' schade. Alles wijst erop dat het moreel en de gevechtskracht van de Iraakse strijdkrachten - toentertijd in grootte de vierde in de wereld - ernstig werden aangetast.

Maar de luchtoorlog bracht Saddam Hoessein niet op de knieen, in weerwil van de voorspellingen op de opiniepagina's van militaire deskundigen als Edward Luttwak, maar ook tegen de verwachting in van de top van US Airforce, die had gemeend dat de inzet van luchtstrijdkrachten een landoorlog overbodig zou maken. In deze zin waren de luchtaanvallen strategisch een mislukking.

Ruim een maand later begon de Golfcoalitie de aanval over land, die na honderd uur eindigde met een 'complete' geallieerde overwinning. Compleet, gerekend naar de letter van het mandaat van de Veiligheidsraad. Daarin was het centrale doel het herstellen van de status quo ante. Dat wil zeggen: het herstel van de soevereiniteit van Koeweit en niet het uitschakelen van degene die de oorlog op 2 augustus 1990 was begonnen.

In de euforie over de snelle geallieerde overwinning, die bovendien maar weinig slachtoffers aan eigen zijde had gekost, paste toen ook optimisme over het lot van Saddam Hoessein. Nu de 'moeder van alle oorlogen' op zo'n beschamende nederlaag was uitgelopen en hij zijn leger kwijt was, zou hij zich niet lang kunnen handhaven. Bovendien waren er nog steeds de al in augustus afgekondigde economische sancties, die zijn regime langzaam maar zeker moesten ondermijnen.

Vier jaar later zijn die sancties nog steeds van kracht, maar Saddam Hoessein is de onbetwiste dictator van Irak gebleven. De sancties hebben tienduizenden, zo niet honderdduizenden slachtoffers geeist, vooral onder kinderen; al met al zijn dat er heel wat meer dan er Iraakse militairen sneuvelden in de oorlog. Irak, ooit een van de welvarendste landen in Azie, verkeert in diepe armoede. Maar Saddam Hoessein lijdt geen honger en laat nieuwe luxe paleizen voor zichzelf bouwen. Sterker nog: als de Veiligheidsraad volgende week over de voortzetting van de sancties beraadslaagt, zullen drie van de permanente leden - Frankrijk, Groot-Brittannie en Rusland - voor verzachting, of zelfs opheffing pleiten.

Achteraf beschouwd is de Golfoorlog niet geresulteerd in de strategische overwinning die hij op 28 februari 1991 leek te zijn. Dat lag in de eerste plaats aan de benauwde uitleg die de Amerikaanse president George Bush en zijn voornaamste militaire adviseur, generaal Colin Powell, aan het mandaat van de Veiligheidsraad gaven. Zonder het uitschakelen van de agressor was de oorlog niet echt gewonnen, evenmin als de Tweede Wereldoorlog voorkomen was als Franse en Britse troepen in 1936 Hitlers bezetting van het Rijnland ongedaan hadden gemaakt.

Uit een studie over de oorlog die deze maand verschijnt, komen twee factoren naar voren die de Amerikaanse misrekening verklaren. De eerste is van militaire aard.

De vernietiging van Saddam Hoesseins elite-eenheden (de divisies van zijn Republikeinse Garde) was wel degelijk een centrale doelstelling van het Amerikaanse oorlogsplan. Daarmee zou, zo was de verwachting, zijn positie onhoudbaar worden.

In aanleg was het militaire doel van het offensief dus wel degelijk breder dan de bevrijding van Koeweit. De vernietiging van de Republikeinse Garde mislukte echter, omdat de geallieerde opmars weliswaar zeer snel verliep, maar toch te langzaam. Generaal Norman Schwarzkopf had gerekend op Iraakse weerstand en in zijn plan was de aanval van het Amerikaanse korps mariniers op Koeweit een schijnmanoeuvre, die de aandacht moest afleiden van de kern van zijn landoffensief: de enorme omsingelingsbeweging van zijn hoofdmacht ten westen van Koeweit. De Irakezen liepen echter zo hard weg voor de mariniers, dat de val te laat dreigde dicht te klappen.

De tweede factor was mediapolitiek.

In het Witte Huis keken Bush en Powell met zorg naar de over de hele wereld uitgezonden televisiebeelden van de 'snelweg des doods' - de honderden vanuit de lucht vernietigde auto's en voertuigen waarmee de Irakezen uit Koeweit hadden proberen te ontsnappen. 'We moeten dit niet op een morsige en knoeierige manier afhandelen,' zei de president.

Om mediapolitieke redenen moest er een eind aan de oorlog komen en om diezelfde reden werd daarvoor een tijdstip gekozen dat precies honderd uur na het begin lag.

Schwarzkopf werd voor het blok gesteld. Hij legde zich neer bij het besluit, in de mening dat het Iraakse leger, inclusief de Republikeinse Garde, toch nog was omsingeld. Noch het een, noch het ander was het geval. Verbijsterde Amerikaanse generaals te velde zagen hoe de gardedivisies bij Basra ongehinderd door de laatste gaten in de geallieerde ring weg konden trekken.

De Golfoorlog was over, maar de afhandeling ervan gaat nog steeds door, even morsig als knoeierig.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
11-01-1995

« Terug naar het overzicht