Een politiek van zwakte

IEDEREEN besefte dat de wereldpolitiek na het einde van de Koude Oorlog een andere vorm zou aannemen, maar niemand wist welke. President George Bush (senior) had er alvast een naam voor: de Nieuwe Wereldorde. Hij kon echter niet uitleggen wat deze inhield, behalve dat ze minder conflictueus zou zijn dan de periode 1945-1991. Daarop brak de Golfoorlog uit, en toen de oorlog in Joegoslavie. Het begrip Nieuwe Wereldorde verdween. Maar niet het probleem waarvoor het als verbale oplossing was voorgesteld.

De westelijke politieke architectuur tijdens de Koude Oorlog is het werk geweest van de eerste naoorlogse Amerikaanse regering, die van president Harry Truman. In 1945 waren de Verenigde Staten politiek, militair en economisch de machtigste staat in de wereld. Duitsland en Japan waren verslagen. De Sovjet-Unie, Groot-Brittannie en Frankrijk kwamen zwaar gehavend uit de oorlog te voorschijn.

Onder president Truman werden eerst de binnenlandse voorwaarden voor een hegemoniale rol van Amerika gerealiseerd. Niet de minste daarvan was dat het traditionele isolationisme van de Republikeinen plaatsmaakte voor bipartisanship in de buitenlandse politiek.

Via internationale instituties en organisaties als de Verenigde Naties, de Bretton Woods-akkoorden en de Gatt (voorloper van de WTO, de huidige wereldhandelsorganisatie) werd de basis gelegd voor een stabiele wereldeconomie. De VS besloten tegelijkertijd tot een politiek van containment van de Sovjet-Unie en haar satellieten, uitgevoerd met behulp van politiek-militaire bondgenootschappen, waarvan de Navo het belangrijkste was.

Juist als gevolg van het succes van deze wereldorde kalfde de macht van de VS af. Het keerpunt kwam in augustus 1971, toen president Richard Nixon de convertibiliteit van de dollar in goud moest opgeven en de dollar niet langer de onbetwiste monetaire basis van de wereldeconomie vormde. Een paar jaar later konden de VS na een mislukte oorlog in Indochina de eerste nederlaag in hun geschiedenis verwerken.

De relatieve neergang van de machtspositie van de VS werd in de daaropvolgende jaren echter aan het oog onttrokken door de steeds snellere desintegratie van hun voornaamste tegenstander, de Sovjet-Unie.

De opvolger van Bush, Bill Clinton, bleek een gewiekst president te zijn, maar niet van het kaliber van Truman. Hij heeft niet werkelijk getracht de architectuur van Koude Oorlog en Pax Americana systematisch aan de nieuwe omstandigheden aan te passen. Hij beperkte zich tot een ad hoc-beleid, waarbij het transformeren van de Navo in een regionale organisatie voor crisisbeheersing zijn belangrijkste succes is geweest.

Het voornaamste politieke uitgangspunt van George Bush junior is alles precies anders te doen dan Clinton. In de internationale politiek is dit de laatste maanden neergekomen op de weigering van de VS mee te doen aan het streven tot afspraken te komen over beperking van de illegale handel in kleine wapens, over beperking van de uitstoot van broeikasgassen en over scherpere controle op de productie van biologische wapens en internationale belastingfraude, mee te doen aan een internationale conferentie over racisme en de aanzegging eenzijdig het anti-raketverdrag op te zeggen.

Vorige week heeft de Amerikaanse regering bekendgemaakt wat de basis van deze politiek is. De VS zullen van geval tot geval bekijken of het in hun voordeel is tot internationale afspraken te komen. Anders niet. Dit heet a la carte multilaterisme.

Bush en de zijnen vinden namelijk dat de VS groot en sterk genoeg zijn om op eigen houtje de dingen te regelen zoals zij, althans de regering van deze niet-gekozen president, dat willen. Arrogantie van de macht? Zeker. Maar nog meer getuigt deze politiek van een fundamentele misvatting. Een internationale orde kan geen stand houden als de machtigste staat zich daaraan niet gebonden voelt. De hegemoniale positie van de VS na de oorlog was niet op eenzijdige machtsuitoefening gebaseerd, maar op een welwillend multilateralisme, waarin de belangen van de VS en die van andere staten samengingen. Daaraan ontleenden Amerikaanse regeringen het gezag om in de wereldpolitiek het initiatief te nemen en te behouden.

Het neo-isolationisme van de regering Bush is daarom niet een teken van kracht, maar markeert het opgeven van de leidende positie van de Verenigde Staten in het huidige wereldsysteem. Een Amerikaanse regering die zeker van zichzelf en de Amerikaanse positie in de wereld was geweest, zou het voortouw hebben genomen in het pogen tot internationale regelingen te komen.

Nu Bush junior een twee keer zo lange vakantie heeft genomen als de gemiddelde Amerikaan is beschoren en hij geen doodvonnissen meer hoeft te tekenen, heeft hij in elk geval de tijd om hier eens over na te denken, een activiteit waarop hij niet eerder is betrapt.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
09-08-2001

« Terug naar het overzicht