Enkele reis Zuid-Amerika

DE BEGRAFENIS van de 'Servische martelaar en held' Simo Drljaca in Prijedor heeft niet geleid tot massale demonstraties van de Bosnisch-Servische bevolking tegen de nieuwe politiek van de Navo in Bosnie en Hercegovina, ondanks de aanwezigheid van prof. dr. Momcilo Krajisnik, Shakespeare-kenner en lid van het presidium van Bosnie en Hercegovina. 'Servische held en martelaar' werd Drljaca dan ook pas nadat hij was doodgeschoten door Britse Sfor-militairen, toen hij zich gewapenderhand verzette tegen zijn arrestatie.

Drljaca is een van de ruim zeventig van oorlogsmisdaden verdachte Bosnische Serviers die volgens de Akkoorden van Dayton door de regering van de Bosnisch-Servische 'entiteit' uitgeleverd hadden moeten worden aan het Tribunaal voor Oorlogsmisdaden in voormalig Joegoslavie. Dat is nooit gebeurd. Hij heeft alleen vorig jaar officieel zijn functie als politiecommandant in Prijedor moeten opgeven. Maar in feite bleef hij als 'veiligheidsadviseur' van het bestuur baas in de stad. Met het einde van gevechtshandelingen had hij zijn activiteiten verlegd van het plunderen, verjagen, martelen en vermoorden van de plaatselijke Bosnische Moslims en Kroaten naar het uitzuigen van de overgebleven Bosnisch-Servische bevolking.

In al deze opzichten verliep de loopbaan van Simo Drljaca geheel en al parallel met die van de voorman van de Bosnische Serviers, dr. Radovan Karadzic. De voormalige president van de 'Republika Srpska' heeft zijn politieke functies na veel misbaar moeten neerleggen, maar hij trekt nog steeds aan de touwtjes, dankzij het grootscheepse corruptie-netwerk dat hij aanvoert. En dankzij de steun die hij nog steeds (of alweer) geniet van de Servische president Slobodan Milosevic, die zijn opvolger en tegenstander, prof. dr. Biljana Plavsic, kort geleden twee uur op het vliegveld van Belgrado door zijn politie liet vasthouden.

Waarom gingen de Sfor-troepen vorige week plotseling over tot het arresteren van verdachte oorlogsmisdadigers in de Bosnisch-Servische 'entiteit' (nadat enkele weken eerder VN-troepen in Oost-Slavonie een Kroatische verdachte hadden opgepakt)?

Volgens de Akkoorden van Dayton is het allereerst de taak van de politieke autoriteiten in Bosnie en Hercegovina om van oorlogsmisdaden verdachten uit te leveren aan het tribunaal in Den Haag. De Ifor- (en later Sfor-) troepen mochten zulke verdachten arresteren als ze die toevallig tegenkwamen, zo staat letterlijk in de akkoorden, maar in feite beschikte hun commandant steeds over de mogelijkheid opdracht geven tot arrestatie, zeker als degenen die daarvoor in eerste instantie formeel verantwoordelijk waren het lieten afweten. Althans, zo heb ik letter en geest van de akkoorden steeds uitgelegd, wat mij regelmatig op reprimandes kwam te staan: zover zou het mandaat van Ifor werkelijk niet strekken.

Nu echter beweren Navo- en Sfor-woordvoerders dat er niets aan dat mandaat is veranderd. In dat geval rijst echter de vraag waarom het bijna twee jaar heeft geduurd voordat de Navo tot een actief vervolgingsbeleid is overgegaan.

Hier tellen drie factoren. De eerste is een verschuiving in de interne machtsverhoudingen en afwegingen van de Amerikaanse regering. De vertrekkende opperbevelhebber van de Navo in Europa, generaal Joulwan, is een uitgesproken voorstander van de 'Powell-doctrine'. Volgens deze doctrine, ontwikkeld door de toenmalige chefstaf van de Amerikaanse strijdkrachten, Colin Powell, kunnen de Verenigde Staten alleen maar tot militaire actie overgaan als de goede uitslag buiten kijf staat en het risico miniem is. Op grond van deze doctrine was militair ingrijpen in voormalig Joegoslavie, vier jaar te lang, ook in Washington onbespreekbaar.

In het eerste kabinet-Clinton was Madeleine Albright, toen nog Amerikaans ambassadeur bij de Verenigde Naties, een uitgesproken criticus van de Powell-doctrine. Zij moet generaal Powell ooit gevraagd hebben waarom de VS tientallen miljarden dollars per jaar zouden besteden aan een militair apparaat dat eigenlijk nergens voor kan worden gebruikt. Als minister van buitenlandse zaken heeft ze duidelijk gemaakt dat de VS de zaken in voormalig Joegoslavie niet passief op hun beloop zouden laten. In dit beeld past ook de stelling van Powells opvolger, generaal Shalikasjvili, dat de arrestatie van verdachte oorlogsmisdadigers noodzakelijk is voor het welslagen van de Ifor/Sfor-operatie.

In werkelijkheid is het veel erger: als de ergste schurken uit de oorlog vrijuit blijven gaan, is de mislukking van de vredesoperatie zeker. Volgend jaar verloopt het mandaat van Sfor en moeten alle buitenlandse troepen Bosnie en Hercegovina verlaten. Zoals de zaken nu staan, is er dan niets opgelost en zal de oorlog opnieuw ontbranden. Zoals steeds weer in de Joegoslavische kwestie is het de doodsangst voor eigen gezichtsverlies die tot late verandering van politiek bij de betrokken grote mogendheden leidt.

Dat geldt in het bijzonder voor het Verenigd Koninkrijk, dat als geen ander op de bres heeft gestaan voor de straffeloosheid van de oorlogsmisdadigers. Pas nu Labour aan het bewind is, is daar verandering in gekomen. Maar of Robin Cook werkelijk greep heeft op het Foreign Office, is pas zeker als dit ophoudt te weigeren informatie beschikbaar te stellen aan het tribunaal in Den Haag, waaruit de rechtstreekse betrokkenheid en verantwoordelijkheid van Slobodan Milosevic bij de bloedbaden in Bosnie naar voren komt.

Inmiddels gaat het gerucht rond dat Radovan Karadzic, ondanks een lijfwacht waarvoor de Navo twee jaar lang benauwd was, nu maar het zekere voor het onzekere heeft gekozen en naar 'Zuid-Amerika' is gevlucht, het naoorlogse toevluchtsoord van Europese fascisten en nazi's.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
16-07-1997

« Terug naar het overzicht