Europa verzwakt

2003 wordt doorslaggevend voor de toekomst van Europa. Een paar weken geleden heeft de Europese Raad op zijn beraad in Kopenhagen besloten dat over enkele jaren Estland, Letland, Litouwen, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Polen, Malta, Cyprus en Hongarije lid worden van de Europese Unie, al is het nog steeds niet duidelijk of de deling van Cyprus dan ongedaan is gemaakt. Ook in dit geval heeft  ‘Europa’ de vertrouwde weg gekozen om alvast een besluit te nemen in de hoop dat daardoor het voorafgaande probleem wel op een of andere wijze zal verdwijnen.

            Vóór de EU aldus 25 leden gaat tellen, dienen de Europese besluitvormingsmechanismen, ooit bedacht voor een gemeenschap van zes leden, grondig gewijzigd te worden. Al bijna tien jaar, sinds de oprichting van de Europese Unie bij het Verdrag van Maastricht, zwoegt de ene Intergouvernementele Conferentie (IGC) na de andere over een nieuwe institutionele architectuur, die enerzijds een effectief bestuur in Europa moet garanderen, anderzijds echter de positie van de afzonderlijke leden niet wezenlijk aantast. Het berekenen van de kwadratuur van de cirkel is hierbij vergeleken een simpele opgave. Tot nu toe hebben deze IGC’s niet veel opgeleverd, al wist bij de laatste, die van Nice, twee jaar geleden, Nederland één stem meer aan gewicht in te boeken dan België.

            Omdat het mechanisme van de IGC kennelijk niet geschikt is om tot  een  bevredigende oplossing van de institutionele warboel te komen, is vorig jaar naar een paardenmiddel gegrepen.Er is een ‘Europese Conventie’ingesteld, bestaande uit parlementariërs en regeringsvertegenwoordigers uit de lidstaten, die onder voorzitterschap van de vroegere Franse president Valéry Giscard d’Estaing tot een voorstel moet komen voor de politiek-bestuurlijke inrichting van de Europese Unie. Hoewel de Conventie geen enkele formele bevoegdheid bezit, is het politieke gewicht ervan in het afgelopen jaar enorm toegenomen, wat de Nederlandse regering te laat heeft beseft om op verloop en uitkomst nog enige invloed uit te kunnen oefenen. Ik zou trouwens niet weten welke, want het nu demissionaire kabinet heeft geen enkele moeite gedaan een Nederlands standpunt te formuleren over de toekomst van Europa. 

            Wanneer de Conventie in mei min of meer unaniem voorstellen presenteert, dan zal het voor de Europese Raad vrijwel onmogelijk zijn om deze formeel vrijblijvende adviezen vergaand te wijzigen, laat staan ze te negeren. Het gaat hierbij uiteindelijk om veel meer dan de werkbaarheid van de Europese instituties. Dit jaar kan een beslissing vallen over een vraag die vanaf het begin van de integratie van Europa in 1950 willens en wetens steeds maar weer onbeantwoord naar de toekomst werd verschoven, de vraag om wat Europa uiteindelijk moet worden: een economische unie of een politieke confederatie.

            Vijftig jaar lang is de economische integratie uitgebreid en verdiept, met als basis de vulgair-marxistische gedachte dat op een economische onderbouw onherroepelijk een politieke bovenbouw zou verrijzen. Deze gedachte diende mede om een inhoudelijk debat over de uiteindelijke politieke structuur van Europa te ontwijken. Maar dat werd moeilijker naarmate de economische integratie verder voltooid raakte. Ik ben benieuwd of het patroon van een stap voorwaarts zonder te willen weten waarheen, zich in 2003 zal herhalen. Ik denk van niet.

            Tegelijk ondermijnt de aanstaande uitbreiding van de EU de vorming van een Europese Unie met mondiale politieke handelingsbekwaamheid. Niet vanwege de gecompliceerdheid die de Europese instituties hoe dan ook wel zal blijven aankleven. Nee, om andere, politieke redenen. Op Polen na gaat het om kleine staten, die behoefte noch noodzaak aan een buitenlandse politiek hebben welke verder gaat dan het verzekeren van de landsgrenzen. Zij zijn bovendien voor het merendeel veel armer dan de huidige lidstaten. De economische asymmetrie die hiervan het gevolg is, zal de aandacht van Europa opzuigen ten koste van andere zaken. Zie de verzwakking van de Duitse politieke en economische macht als gevolg van de absorptie van de voormalige Deutsche Demokratische Republik. Daarnaast zijn de Oost-Europese staten sterk op de Verenigde Staten georiënteerd. De NAVO is voor hen belangrijker dan de EU, omdat zij via de NAVO over een Amerikaanse veiligheidsgarantie beschikken.

            Hun toetreding tot Europa is ingegeven door economische motieven, maar helemaal niet door de gedachte aan ‘Europa’ als een zelfstandige politieke eenheid in de wereldpolitiek. Tijdens de NAVO-top in Praag, in november jongstleden, presenteerden tien leden uit het voormalige Sovjet-blok zich als de Vilnius-groep met een verklaring waaruit bleek dat zij veel verder willen gaan in steun aan een Amerikaanse oorlog tegen Irak dan de meeste leden van de huidige EU. Pijnlijker, maar ook treffender, was de recente beslissing van de Poolse regering om nieuwe Amerikaanse F-16s voor de luchtmacht aan te schaffen, in plaats van de Zweedse Gripen, zoals zijn buurlanden. De keus werd wel vergemakkelijkt door lening waarmee Washington de aankoop mogelijk maakte.

            Europa wordt groter en tegelijk politiek zwakker.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
11-01-2003

« Terug naar het overzicht