Europees Turkije?
Elsevier 28-02-2004
Het Museum van de Anatolische beschavingen in Ankara is niet alleen een prachtige bewaarplaats van het verleden maar ook een politieke stellingname, alleen al door zijn naam. Deze brengt tot uitdrukking dat het huidige Turkije er niet altijd al geweest is, maar dat het slechts de hedendaagse politieke gestalte van het immense schiereiland vormt. De inhoud van het museum laat dat zien: hoe Hittieten, Grieken, Romeinen, Byzantijnen en Osmanli hun stempel in Anatolië hebben nagelaten.
De meeste nationalistische ideologieën pretenderen dat het huidige grondgebied van ‘hun’ natie er al eeuwenlang bezit van is. De Nederlandse ‘vaderlandse geschiedenis’, een uitvinding van de negentiende eeuw, wilde bij voorbeeld dat ‘Nederland’ ontstond toen 50 jaar voor Christus de Batavieren op boomstammen en in beestenvellen de Rijn afzakten om zich hier te vestigen.
Het museum past dan ook in de Turkse staatsleer, zoals die Kemal Pasja, Atatürk, de stichter, is ontwikkeld: Turkije is niet een voortzetting van het Osmaanse Rijk, maar een moderne, op Westerse leest geschoeide, nationale staat.
Het minste wat hiervan gezegd kan worden is dat de schepping van Atatürk in veel opzichten succesvoller is geweest dan al die andere ‘staten’, in en buiten Europa, die ook na de Eerste Wereldoorlog zijn geconstrueerd.
In 1963 kwam de toenmalige Europese Gemeenschap met Turkije overeen dat het de status van kandidaat-lid kreeg. In het najaar moet de Europese Unie, waarin de Europese Gemeenschap is opgegaan, onder het voorzitterschap van Nederland, besluiten of nu met Turkije onderhandelingen geopend kunnen worden over een volwaardig lidmaatschap.
Formeel gaat het erom of Turkije kan beantwoorden aan de politieke en economische voorwaarden tot toetreding. Feitelijk gaat daar een andere vraag aan vooraf: of Turkije wel bij Europa hoort. Daarover bestaan sterk verschillende opvattingen, die echter niet of nauwelijks officieel besproken worden. De voornaamste argumenten zijn van religieuze, historische en culturele aard als het erom gaat Turkije tot niet-Europees te verklaren.
Het eerste argument is dat Turkije islamitisch is en Europa christelijk, het tweede dat het Osmaanse Rijk, voorganger van Turkije, Europa altijd heeft bedreigd en het derde dat er een diepe culturele kloof gaapt tussen Turkije en Europa.
Overtuigend zijn deze argumenten allerminst. Het huidige Europa is christelijk geweest, overigens in allerlei varianten, maar is het nu zeker niet meer. De overgrote meerderheid van de Turkse bevolking is islamitisch. Maar in geen enkele lidstaat van de Europese Unie wordt de scheiding tussen staat en religie zo streng in acht genomen als in Turkije.
Het beroep op de geschiedenis is op twee misvattingen gebaseerd. De eerste is de miskenning van het feit dat het huidige Turkije welbewust geen voortzetting heeft willen zijn van dat Osmaanse Rijk. Het tweede argument miskent dat het Osmaanse Rijk in religieus opzicht meer tolerantie vertoonde dan de toenmalige Europese staten. De meeste joden die in de 16e en 17e eeuw uit West-Europa werden verdreven, vonden een veilig toevluchtsoord in het Osmaanse Rijk. De bestuurlijke elite in Istanboel bestond uit Grieks-orthodoxe Phanarioten. Idyllisch was de centrale klassentegenstelling, die tussen landheren en boeren, allerminst. Maar nergens in het rijk werden de boeren zo wreed uitgebuit als in de Walachijse vorstendommen, het huidige Roemenië, - door christelijke landheren.
Cultureel zijn er vanzelfsprekend grote verschillen tussen Turkije en de rest van Europa, al zijn die, juist onder invloed van de migratie aan het slinken. Miljoenen Turken leven in West-Europa en miljoenen Turken die er hebben gewerkt leven nu weer in Turkije. Als er een historische culturele grens van Europa heeft bestaan, dan is de beste kandidaat die tussen de zone die de Verlichting heeft ondergaan en het gebied daarbuiten. Polen hoort dan wel bij Europa, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Kroatië, Finland en Portugal ook. Spanje, Zuid-Italië en Rusland zijn dan twijfelachtige kandidaten. Zeker niet in dit Europa passen Roemenië, Wit-Rusland en Oekraïne. En al helemaal niet Griekenland, sinds jaar en dag lid van de EU, waar, om maar iets te noemen, de scheiding tussen kerk en staat niet bestaat.
Er zit iets eigenaardigs in het feit dat de mislukte Groot-Griekse politiek, gericht op verovering van grote delen van Anatolië, in 1922 leidde tot de eerste grote etnische zuivering in Europa: alle Grieken uit Turkije en vice versa. Dat was ook een manier om Turkije cultureel van Europa te scheiden.
Bart Tromp
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Elsevier
- Datum verschijning
- 28-02-2004