Europese defensie?

ER ZIJN wel slechtere plaatsen om te confereren over de toekomst van de Europese defensie dan Florence. De Italiaanse krijgsmacht stelt er faciliteiten voor beschikbaar waarvan Nederlandse vlagofficieren alleen maar kunnen dromen. De geschiedenis zorgt voor een aangenaam decor in de geboorteplaats van het moderne kapitalisme, ook al zit het weer tegen en spoelt het regenwater over het Piazza Signoria.

Vlak bij mijn verblijf ontdek ik een grote tuin, gelegen tussen de Via Bernardo Rucellai en de Via degli Orti Oricellari. Dit moet wel de tuin zijn van de familie Rucellai, waar Machiavelli, na zijn ontslag als tweede kanselier van de Florentijnse Republiek in 1512, deelnam aan de geleerde gesprekken die daar werden gevoerd. Uit die discussies werd zijn grootste werk over politiek, de Discorsi, geboren. De tuin is voor publiek afgesloten en hoort nu bij een bankkantoor.

Genoeg geschiedenis! Op naar de conferentie van Eurodefense die wordt gehouden in de Scuola di Guerra Aerea, opgetrokken in de modernistisch Italiaanse stijl van de jaren dertig welke ten onrechte voor fascistisch wordt versleten.

Helemaal aan de geschiedenis ontsnap ik ook hier niet. Een fries in de gevel van het hoofdgebouw meldt dat de luchtmachtschool is gebouwd tijdens de regering van Victor Emmanuel III, 'koning van Italie en keizer van Ethiopie' en 'Duce Benito Mussolini, oprichter van het ministerie van luchtvaart'. Na de oorlog, zo verneem ik, was deze inscriptie weggepleisterd, maar toen het pleisterwerk een paar jaar geleden uit de muur was gevallen, had men besloten het daar maar bij te laten en het relief als historisch feit te aanvaarden.

De algemene doelstelling van Eurodefense is aanbevelingen te doen die kunnen leiden tot een meer zelfstandige Europese defensie. Die zou gestalte moeten krijgen zowel op militair niveau als op dat van de defensie-industrie. Voor de laatste geldt dat deze in Europa nog grotendeels op nationale leest is geschoeid. De weinige bovennationale projecten, zoals de Tornado-jachtbommenwerper en de nieuwe Eurofighter, gaan gebukt onder twee feilen. De kosten ervan blijken disproportioneel op te lopen en er is geen project waarbij meer dan vier staten zijn betrokken. Met andere woorden: de meeste Europese staten doen niet mee aan de bouw van 'Europese' wapensystemen.

In de Verenigde Staten heeft zich de afgelopen jaren, onder sterke druk van de Amerikaanse regering, een snelle fusie- en concentratiegolf in de defensie-industrie voorgedaan. Op het gebied van de belangrijkste wapensystemen bestaan daar nu nog maar drie kolossale ondernemingen: Boeing, Lockheed Martin en Raytheon. Europa staat voor de keus. Ofwel een fusie van de belangrijkste nationale wapenfabrikanten in een Europees consortium, dat technologisch en commercieel met de Amerikanen kan concurreren, ofwel het aangaan van afzonderlijke samenwerkingsverbanden met Amerikaanse ondernemingen om de kosten van research en development dragelijk te maken en technologisch niet verder achterop te raken. Maar het is niet 'Europa' dat die keuze maakt, het zijn afzonderlijke regeringen. De kans is dan ook groot dat deze keuze niet eens wordt gemaakt.

Op militair gebied draait het debat over een Europese 'defensie-identiteit' al jarenlang om de vraag of deze gestalte moet krijgen binnen de Navo, dan wel daarnaast, in het kader van de West-Europese Unie (WEU). Over dit eindeloze debat schreef de oud-secretaris-generaal van de WEU, Willem van Eekelen, vorig jaar een uitputtend en eigenlijk niet erg opwekkend overzicht, Debating European Security, 1948-1998 (Sdu, Den Haag, 1998). Als voorzitter van de Nederlandse tak van Eurodefense kan hij daar na Florence nog een stukje aan toevoegen.

In mijn studiegroep boog men zich over de organisatie en uitrusting van Europese strijdkrachten op basis van een uitstekend rapport van een Duitse admiraal b.d. Vanzelfsprekend bracht dit met zich mee dat de rapporteur van de studiegroep een Franse generaal b.d. was. De rapporteur schreef niks en maakte geen aantekeningen, want hij was general d'armee geweest. Zijn werk werd gedaan door een van de twee Franse generaals b.d. die hem secondeerden, want hun rang was general de corps d'armee, een ster minder.

Een van de conclusies van de Duitse admiraal was dat in een Europese krijgsmacht een taal moest worden gesproken, 'een soort Esperanto en dat is Engels'. Niemand sprak hem tegen, maar toen onze rapporteur de volgende dag verslag uitbracht van onze beraadslagingen, maakte hij met geen woord gewag van dit niet onbelangrijke voorstel.

Een tweede belangrijke conclusie van de inleider werd wel door de Fransen weersproken. Deze conclusie hield in dat er geen enkele noodzaak of behoefte bestond om in het kader van afzonderlijke Europese militaire operaties ook weer afzonderlijke hoofdkwartieren, naast die in Navo-verband, op te richten. De Fransen vonden dat nu juist wel nodig, niet om militaire maar om politieke redenen. Geen overeenstemming.

Daarna een bliksembezoek aan Eurofor, hoofdkwartier van een multinationale strijdmacht die aan de zuidflank van Europa vredesoperaties kan uitvoeren. De officiele talen zijn Frans, Italiaans, Portugees en Spaans. De operationele talen zijn Engels en Frans.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
07-10-1998

« Terug naar het overzicht