Europese nachtmerrie

EEN ECONOMISCHE REUS en en politieke dwerg. Zo werd de bondsrepubliek wel beschreven voordat de Duitse eenwording een eind maakte aan de beperkte soevereiniteit van Bonn. De uitdrukking past nu beter bij de Europese Unie. Economisch gaat het hier immers beter dan ooit, mede dankzij het feit dat een belangrijk deel van het voormalige Oostblok onderdeel is geworden van de Europese economie en deze stimuleert, zowel door toenemende koopkracht als door goedkope arbeidskracht. Aldus overtreft de Europese binnenmarkt in aantal consumenten verre die van de twee andere economische blokken in de wereldeconomie, het Noordamerikaanse en het Oostaziatische blok.

Terwijl de economische macht van 'Europa' toeneemt, kalft zijn politieke macht af. Het expeditieleger van de Navo dat nu de vrede in Bosnie en Hercegovina bewaart, is er gekomen dankzij Washington. Vier jaar lang heeft 'Europa' de kans gehad een eind te maken aan de gruwelijke moordpartijen aan zijn zuidoostelijke flank en het heeft die kans op exemplarische wijze verbruid. Exemplarisch, want wat er allemaal mis ging, is tekenend voor politiek Europa, nu en in de toekomst.

Allereerst bleek het niet mogelijk in het verband van de Europese Unie tot een gezamenlijke en effectieve politiek te komen. Daarvoor ontbrak het aan overeenstemming tussen de lidstaten, niet alleen over wat te doen in voormalig Joegoslavie, maar ook of dat wel in het kader van de Europese Unie moest gebeuren. Zo werden de toezeggingen van Maastricht 1992, om tot een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te komen, dode letters.

In plaats van een Europese politiek kwam er een VN-beleid, dat feitelijk werd bepaald door Groot-Brittannie en Frankrijk, niet alleen lidstaten van de Europese Unie, maar ook permanente leden van de Veiligheidsraad. Voor de bewoners van voormalig Joegoslavie was dit beleid desastreus, maar dat was het evenzeer voor de hoop op serieuze politieke samenwerking in Europa.

Gesteld voor de keus hebben Frankrijk en Groot-Brittannie de voorkeur gegeven aan hun uit een ander tijdperk geerfde en allang door inflatie van hun macht geerodeerde positie van 'grote mogendheid', in plaats van mee te werken aan een Europese politiek. Er is geen reden om aan te nemen dat de politieke elites van beide landen in soortgelijke geopolitieke crises een andere keus zullen maken, zeker niet zolang ze nog lid zijn van de Veiligheidsraad. Een 'Europese' buitenlandse politiek met hen is daardoor onmogelijk. Maar zo'n politiek zonder hen is ondenkbaar.

Na de voltooiing van de interne markt stond de Europese Economische Gemeenschap voor de vraag hoe verder te gaan op het pad van integratie. Gekozen is voor een vlucht voorwaarts, die tot uiting komt in opeenvolgende naamsveranderingen: de Europese Economische Gemeenschap werd eerst de Europese Gemeenschap en toen de Europese Unie. Zo werd gesuggereerd dat de eenheid van Europa veel meer omvatte dan het economische.

Aan die pretentie lijdt Europa. Het Verdrag van Rome, en alles wat daaraan in de loop van de jaren is vastgeplakt, is niet de ruwe constitutie van een Verenigd Europa en kan ook niet als de basis daarvoor worden gebruikt. Daarvoor is het in essentie te zeer economisch van karakter en te weinig staatkundig.

Begin deze maand is nog eens plechtig een nieuwe stap in het integratieproces herbevestigd: het algemene gebruik van een gemeenschappelijke munt in 2002, de 'euro'. (Als het nu nog de florijn of de dukaat, of zelfs de ecu was geworden, had ik er minder weerzin tegen gevoeld.) Zoals gebruikelijk bij Europa liep de Nederlandse politiek het hardst te juichen. De invoering van de Europese Monetaire Unie (EMU), waarvan de euro onderdeel is, is een operatie waarvan het economische nut betwijfeld wordt. De vermoedelijke politieke consequenties dreigen echter tot destabilisatie, zelfs tot desintegratie van de Europese Unie te leiden.

De eerste consequentie is dat nationale staten, als zij eenmaal tot de EMU zijn toegetreden, een groot deel van hun sociaal-economische en financiele instrumentarium kwijt zijn. De voorafschaduwing hiervan zien wij nu al in de buurlanden die hun verzorgingsstaat afbreken om straks maar aan de - overigens willekeurige - criteria te voldoen die voor toetreding tot de EMU gelden.

'Europa 1992', de voltooiing van de interne markt, is grotendeels het Europa van de ondernemers geworden. Van de in het rapport-Cecchini (Alles op alles voor Europa, de uitdaging van 1992) in 1988 voorgespiegelde miljoenen nieuwe banen als gevolg van het project 'Europa 1992' is niet veel meer vernomen. Daar komt dan nu de EMU bij: het Europa van de bankiers.

Het gevolg zal zijn groeiende sociale onrust en anti-europeanisme onder de grote delen van de bevolking die er door deze vorm van Europese eenwording op achteruitgaan, en een nationale politiek die door haar zelfgekozen onmacht en hulpeloosheid in het ongerede raakt. (De gedachte dat Europese politieke instituties de nationale zullen of kunnen vervangen, is langzamerhand te dwaas voor woorden.)

De tweede consequentie is dat zich binnen de Europese Unie een 'kopgroep' vormt: de lidstaten die hun financien op tijd op orde hebben en aan de EMU mee mogen doen. De rest moet buiten blijven. Dat zich een Europa van twee snelheden zal vormen, wordt nu wel algemeen erkend. Maar daar wordt steeds een hele merkwaardige en optimistische draai aan gegeven. De landen die in 1998 niet klaar zijn, kunnen later toetreden als ze wel aan de criteria beantwoorden!

Is dat niet buitengewoon onwaarschijnlijk? De lidstaten van de EMU gaan er financieel en economisch sneller op vooruit dan de andere - anders was de EMU niet ingevoerd. De achterblijvers zouden echter, zonder van de voordelen van de EMU te profiteren, financieel en economisch nog veel beter moeten presteren om de achterstand goed te maken. Als ze dat buiten de EMU kunnen, waarom zouden ze dan nog mee willen doen? Maar als de EMU werkt zoals haar profeten beloven, dan wordt de afstand tussen de kopgroep en het peloton van achterblijvers alleen maar groter. Ik denk niet dat de Europese Unie de daaruit voortvloeiende tweedeling op den duur zal overleven.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
27-12-1995

« Terug naar het overzicht