Garnizoen voor Kosovo.
De logica van de oorlog is een andere dan de logica van de politiek. In de kwestie Kosovo werken zij echter niet langer tegen elkaar in.
Aanvankelijk was dat wel zo. Toen de lidstaten van de NAVO twee maanden geleden besloten tot een luchtoorlog tegen Klein-Joegoslavië, was dat omdat het traject van de diplomatie was doodgelopen. Andermaal had Milosevic geweigerd in te stemmen met een internationale gewapende macht in Kosovo, die de Albanese bewoners zou vrijwaren van Servische terreur.
Voortzetting van de diplomatie met andere middelen nam de vorm aan van een luchtoorlog, omdat de NAVO militair tot niets anders in staat was. Landstrijdkrachten stonden op de Balkan niet klaar. Het luchtwapen beloofde weinig risico's in termen van eigen militaire slachtoffers en vernietiging van niet-militaire doelen bij de vijand. Strategisch doel van de luchtoorlog was en is de vernietiging van de Klein-Joegoslavische strijdkrachten; tactisch doel het hinderen van de voortgaande 'etnische zuiveringen' in Kosovo.
Van begin af aan heeft de politieke leiding in de lidstaten ernstige belemmeringen aan de uitvoering van deze militaire strategie opgelegd. Tot op de dag van vandaag is de keuze van wat er gebombardeerd wordt niet een kwestie van militaire overwegingen, maar van politiek overleg. Daardoor duurt het luchtoffensief veel langer dan militair noodzakelijk.
Dit door de politiek afgedwongen voorzichtige luchtoffensief heeft aldus paradoxale consequenties. Naarmate het langer duurt, wordt de politieke steun ervoor uitgehold. Zo ondermijnen de regeringen van de meeste NAVO-lidstaten (ditmaal is Groot-Brittannië een gunstige uitzondering) hun eigen beleid.
Wat wij nu zien is een wedloop tussen de luchtoorlog en de publieke ondersteuning ervan, zoals gemeten in de opiniepeilingen waarop steeds meer Westerse regeringsleiders hun standpunt baseren. De uitslag staat allerminst vast. In tegenstelling tot wat allerlei goeroe's twee maanden geleden voorspelden, is de publieke steun voor de luchtoorlog nog steeds groot. Intussen tast het luchtoffensief langzaam maar zeker het regime van Milosevic aan. De onverklaarde oorlog draait nu om de vraag wie het eerst de handdoek in de ring gooit: Milosevic, onder druk van zijn verliezen en de onmiskenbare kentering in de mening van de Serviërs, of de NAVO-staten, door oorlogsmoeheid volgens opiniepeilingen gedwongen.
Net als in de Golfoorlog zou luchtoorlog hoe dan ook vooraf gaan aan de eventuele opmars van landstrijdkrachten. Het verschil met toen, Irak 1991-1992, is dat de inzet van landstrijdkrachten door de meeste lidstaten van NAVO in eerste instantie categorisch is uitgesloten. Een politieke blunder van jewelste. Zo werd een dreiging die niets had gekost, verruild voor een garantie die alleen maar Belgrado kon stijven.
Maar inmiddels heeft de logica van de politiek een wending genomen die haar parallel doet lopen met die van de oorlog. Het inschakelen van de Russische ex-premier Tsjernomyrdin is een gelukkige zet geweest, al weet ik niet of dat ook de bedoeling was. Niet omdat Moskou enige invloed kan uitoefenen op Milosevic - zelfs als het dat zou willen. Wel omdat Rusland zo even van zijn minderwaardigheidscomplex is bevrijd en Tsjernomyrdin streeft naar een diplomatiek akkoord, dat vagelijk overeenkomt met dat van Rambouillet. Een en andermaal is het voornaamste strijdpunt de stationering van een internationaal garnizoen dat de veilige terugkeer van de Kosovaren naar hun haardsteden moeten garanderen.
Dat zo'n internationaal garnizoen alleen maar zin heeft als het in hoofdzaak bestaat uit zwaargewapende NAVO-eenheden, staat buiten kijf voor wie de lessen van Bosnië heeft geleerd. Het handhaven van de vrede is op de Balkan alleen maar mogelijk door troepen die in staat en bereid zijn daarvoor te vechten.
Oorspronkelijk ging men ervan uit dat zo'n troepenmacht 28.000 man zou moeten tellen. Nu is voorzien in bijna 50.000 militairen.
Het politieke doel van de luchtoorlog is Milosevic ertoe te brengen een dergelijke regeling te accepteren. Dit betekent dus dat daarna zo'n internationale troepenmacht Kosovo binnentrekt.
Brengt de luchtoorlog Milosevic niet tot inbinden, dan zit er voor de NAVO niets anders op dan Kosovo gewapenderhand in te nemen. Dat vergt een militaire macht van tenminste 50.000 man landstrijdkrachten.
Uiteindelijk is er dus geen fundamenteel verschil tussen de door de NAVO-lidstaten gewenste diplomatieke oplossing en een vervolg op de luchtoorlog door het gebruik van landstrijdkrachten. In beide gevallen moeten op korte termijn 40.000 - 50.000 man NAVO-landstrijdkrachten gereed staan om Kosovo te bezetten.
In dit licht is het onverantwoordelijk dat regeringen van NAVO-lidstaten - inclusief de Nederlandse - nog steeds niet besloten hebben om de eenheden voor zo'n troepenmacht gereed te maken en uit te zenden. Zoiets neemt tijd en men kan er dus niet mee wachten totdat er een akkoord is bereikt. Dat zou immers betekenen dat Milosevic daarna nog zo'n twee maanden vrij spel heeft in Kosovo. In plaats van onbezonnen praatjes te debiteren over een pauze in luchtoorlog, zou minister-president Kok zich beter druk kunnen maken over de beslissing die de NAVO op korte termijn moet nemen over het garnizoen voor Kosovo.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 26-05-1999