GEBREK AAN AMBITIE

Oorspronkelijk betekende een regeerakkoord in Nederland niet meer dan de verdeling van de departementen over bewindslieden die waren voorgedragen door de coalitiepartijen. Pas sinds dertig jaar behelst het tevens een uitvoerig inhoudelijk programma. Dit kreeg zijn meest gedetailleerde en uitvoerige vorm bij de paarse coalities. Geen wonder: de deelnemende partijen vertrouwden elkaar letterlijk voor geen cent.

Volgens CDA-premier Jan Peter Balkenende kon een 'A4'tje' volstaan. De snelle maar slordige formatie van zijn kabinet heeft geresulteerd in een regeerakkoord van ruim veertig pagina's, waarvan de harde kern bestaat uit financiele afspraken.

Voor de buitenlandse politiek van dit koninkrijk in brede zin - het beleid op Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking - is nog geen anderhalve pagina uitgetrokken. Niet alleen vanwege de geringe omvang hebben de voornemens van het nieuwe kabinet een provinciaals karakter. Dit is ook af te leiden uit de inhoud van de tekst en de 'bemensing' van de ministersposten, het staatssecretariaat Europese Zaken, en het - conform mijn pleidooi 'Hef ministerie op' (Elsevier, 29 juni 2002) - gevormde staatssecretariaat voor Ontwikkelingssa- menwerking.

Hoe kort de tekst van dit 'strategisch akkoord' ook is, het had zonder moeite nog veel korter gekund. Volstaan had kunnen worden met de mededeling dat het nieuwe kabinet het beleid van het vorige in grote lijnen voort wil zetten, behalve op het terrein van vredesmissies. Hier is de doelstelling gereduceerd tot drie gelijktijdige operaties op bataljonsschaal, in plaats van de huidige vier.

De zwakte van het regeerakkoord waar het gaat om de positie van Nederland in de wereld, ligt niet in de onuitgesproken voortzetting van het beleid van Paars-II. Daar is op zich niks mis mee, juist omdat het voor twee van de drie betrokken ministeries niet gaat om financiele kaders: Ontwikkelingssamenwerking kan nog altijd rekenen op een vast percentage van het bruto nationaal inkomen en Buitenlandse Zaken heeft voornamelijk personeelskosten. Defensie is een andere zaak: daar is al jaren sprake van onderinvestering - iets waar dit regeerakkoord niets aan verbetert.

Het regeerakkoord stelt vooral teleur omdat het in het geheel geen melding maakt van de internationale problemen waarmee Nederland in de komende vier jaar te maken krijgt.

Het voornaamste obstakel is Europa. In de komende jaren gaat het om de uitbreiding van de Europese Unie en om een herziening van de besluitvormingsmechanismen van de Unie. Beide processen zullen hoe dan ook ten koste gaan van de positie van Nederland in de EU. Die is al vijftig jaar gebaseerd op het uitgangspunt dat een kleine ('middelgrote') mogendheid als ons land het meest gebaat is bij verdere Europese integratie. Dit uitgangspunt is twijfelachtig geworden. Door hierover niets te zeggen in het akkoord en het staatssecretariaat toe te vertrouwen aan de volstrekte buitenstaander Atzo Nicolai (VVD), demonstreert dit kabinet zijn zorgeloosheid op dit terrein.

Diezelfde onbekommerdheid geldt voor een verwant gebied, waarover in het akkoord evenmin een regel is te vinden. Elders bevat het veel koude drukte over het vraagstuk van de ongewenste immigratie. De voorgestelde maatregelen hebben echter alleen zin als ze in de hele Europese Unie gelden. Een paar jaar geleden is in het Finse Tampere afgesproken dat er een gezamenlijk EU-beleid voor immigratie zou komen. Dat is niet gebeurd. Daarom zien we nu dat afzonderlijke lidstaten met elkaar concurreren over de vraag wie het minst aantrekkelijk is voor immigranten. Op termijn leidt dit tot een onderklasse van illegalen in Europa, waar niemand beter van wordt.

Het regeerakkoord zwijgt eveneens over een tweede centraal probleem: de verhouding tussen Europa en de Verenigde Staten. Na 1945 heeft ons land zijn politieke en economische autonomie gebaseerd op enerzijds de Europese integratie en anderzijds de band met de Verenigde Staten. Deze relatie is het afgelopen jaar in hoog tempo sleets geraakt. Wat gaat Nederland bijvoorbeeld doen als Amerika de voorbereidingen voor een oorlog tegen Irak doorzet?

De lusteloosheid van het regeerakkoord op het terrein van de internationale politiek wordt onderstreept door de keuze van de bewindslieden. Als mens gun ik Jaap de Hoop Scheffer zijn ministerschap op Buitenlandse Zaken. Maar als parlementair woordvoerder van het CDA heeft hij nooit de indruk kunnen wegnemen dat hij vooral namens het departement sprak waaraan hij zo lang als ambtenaar was verbonden. Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Agnes van Ardenne boezemt geen enkel vertrouwen in, alleen al vanwege de oliedomme manier waarop zij zichzelf en haar partij voor het JSF-karretje heeft laten spannen. Benk Korthals, nu op Defensie, was een verstandig minister van Justitie, die alleen in hoge nood (bolletjesslikkers) zijn rechtsstatelijke rug niet rechtte. Het is de vraag of hij de noodzakelijke herstructurering van de krijgsmacht op gang wil (en kan) brengen.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
03-08-2002

« Terug naar het overzicht