Geen kale koppen, geen uniformen geen geweld

De overwinning van de FPO in Oostenrijk is het voorlopige hoogtepunt in de electorale opmars van nieuw-rechtse partijen in Europa. De partij van de charismatische leider Jorg Haider, die zelf bij deze verkiezingen niet eens kandidaat stond, werd de tweede partij van Oostenrijk, met ruim 27 procent van de uitgebrachte stemmen.

Ook al eindigden de beide partijen met een gelijk aantal zetels in het parlement, de FPO, de Freiheitliche Partei Osterreichs, verwierf uitein delijk 412 stemmen meer dan de conservatieve OVP. De conclusie is, ondanks dit minimale verschil, duidelijk: de OVP is de grote verliezer en de FPO de grote winnaar.

De Israelische regering dreigde de diplomatieke betrekkingen met Wenen te verbreken als de Freiheitlichen tot de regering zouden toetreden. Dat was een even voorbarige als in diplomatiek opzicht ongepaste reactie. Maar ze paste in een patroon: veel commentatoren zien in Haiders overwinning het spook van een herlevend fascisme/nazisme.

Daarmee zitten die commentatoren er helemaal naast. Het succes van de FPO en van andere nieuw-rechtse partijen is nu juist te danken is aan het feit dat zij niet een voortzetting zijn van het naoorlogse neofascisme. Deze partijen, die in de afgelopen vijftien jaar in vrijwel alle West-Europese staten zijn opgekomen, verschillen fundamenteel van hun rechts-extremistische voorgangers, die wel degelijk voortborduurden op het fascistisch erfgoed.

Neonazi's en neofascisten

Een van de eerste van die voorgangers was de Sozialistische Reichspartei (SRP) in de Bondsrepubliek, met als coryfee de 'held van de 20ste juli' (1944), majoor Remer, die toen de staatsgreep tegen Hitler hielp te laten mislukken. De neonazistische SRP werd in 1952 in strijd met de grondwet geacht en verboden.

De meeste neonazistische en neofascistische partijen elders gingen aan zichzelf ten onder, als ze al van de grond kwamen. Zij bleven besmet met de erfenis van de Tweede Wereldoorlog, ook al omdat hun kern vrijwel altijd bestond uit onverbeterlijke oud-nazi's of -fascisten. Wat voor net gezicht zo'n partij naar buiten ook probeerde te vertonen, overtuigend werd het nergens. De meest succesvolle van deze rechts extremistische partijen was nog de openlijk neofascistische partij in Italie, de MSI. Maar in de jaren zeventig begon ook deze af te brokkelen.

Alles anders

De nieuw-rechtse partijen die in de jaren tachtig zijn opgekomen, zijn van een heel ander kaliber. Het is misleidend en kortzichtig om ze als vermomde neofascisten af te doen. De nieuw-rechtse partijen hebben van de fascistische ideologie afstand genomen en wroeten in een heel andere voedingsbodem. De programmatische thema's waarmee zij succes boeken, zijn andere dan die van de fascisten en nazi's uit het interbellum. De oudgedienden uit nazistische en fascistische partijen en bewegingen, die vroeger de kern van extreem-rechts uitmaakten, zijn inmiddels gestorven of van het toneel verdwenen.

De nieuw-rechtse partijen doen in stijl en programma niet denken aan traditioneel extreem-rechts. Geen uniformen, kaalgeschoren koppen, straatacties, knokploegen en ander pseudo-militair gedoe. Geen verwerping van de politieke democratie, evenmin aanvaarding van geweld als politiek instrument of van politieke rechten gebaseerd op 'ras' of religie. Zij stellen zich juist op als verdedigers van democratie en rechtsorde, en noemen zich desnoods 'Centrum-Democraten'. En uit naam van die democratische rechtsorde stellen zij zich enerzijds op tegen de gevestigde belangen en partijen, anderzijds tegen buitenstaanders die de traditionele samenleving in hun ogen bedreigen.

De meest passende naam voor wat hen programmatisch verenigt, is populisme. Nieuw-rechts pretendeert de stem te zijn van de 'gewone man'. En het wil meer zijn dan alleen maar een protestpartij, veroordeeld tot kabaal maken vanuit een permanente plaats in de banken van de oppositie. De nieuw-rechtse partijen streven ernaar relevante partijen te worden, zoals politicologen dat noemen; partijen die in aanmerking komen om mee te regeren en wellicht daarvoor onmisbaar worden. De leiders van nieuw-rechts beseffen zeer wel dat elke associatie met fascisme of nazisme hen daarbij alleen maar in de weg staat.

Fuhrer-partij?

Een tweede misverstand is dat deze nieuwe rechtse bewegingen het moeten hebben van 'charismatische' leiders en van niets anders. De overwinning van de Oostenrijkse Freiheitlichen wordt louter en alleen gezien als een overwinning van Jorg Haider. Maar dat is te gemakkelijk. De liberale FPO werd in de periode 1983-1986 verstikt als regeringspartner van de sociaal-democraten en de keuze voor de lawaaiige Haider als partijvoorzitter was een wanhopige ma noeuvre om de partij, die inmiddels op een electorale aanhang van minder dan twee procent was komen te staan, te redden.

Na Haiders verkiezing verbrak de sociaal-democratische SPO de coalitie met de FPO; deze begon vervolgens een succesvolle electorale opmars op basis van traditionele liberale thema's als inkrimping van de overheidssector en kritiek op het Oostenrijkse Proporz-systeem, volgens welk banen en baantjes naar evenredigheid over aanhangers van regeringspartijen worden verdeeld. (In Karinthie, waarvan Haider nu gouverneur is, past hij uiteraard dit systeem toe bij het benoemen van zijn aanhangers). Later kwam daar kritiek op het streven naar toetreding tot de Europese Unie bij en daaraan gekoppeld verzet tegen immigratie.

Haiders onmiskenbare succes als stemmentrekker heeft zijn machtspositie in de partij enorm versterkt. Concurrenten voor het leiderschap zijn vertrokken of geroyeerd en de FPO heet onvriendelijk wel een Fuhrer partei. Maar Haider gebruikte zijn macht, behalve om politieke concurrenten uit te schakelen, ook om zijn partij vergaand te decentraliseren. Zijn successen zijn niet denkbaar zonder de wijdvertakte organisatie van de FPO.

Klassieke organisaties

Het succes van de nieuw-rechtse partijen is misschien wel minder afhankelijk van aansprekende leiders als Jorg Haider, Flip de Winter (Vlaanderen), Pauline Hanson (Australie), Ross Perot (VS), Gianfranco Fini en Silvio Berlusconi (Italie) dan de verkiezingsoverwinningen van Labour (Blair), PvdA (Kok) en SPD (Schroder). Het grote verschil met hun al dan niet openlijk neofascistische voorgangers is dat de nieuw-rechtse partijen hun politieke kracht voor een groot deel ontlenen aan een ouderwetse partij-organisatie, met een hoge graad van participatie door leden. Het Franse Front National is hiervan het prototype. Zijn organisatiepatroon is overigens gemodelleerd naar dat van de communistische partij: hierarchisch en erop gericht zoveel mogelijk relevante groepen organisatorisch te penetreren: boeren, jongeren, studenten, veteranen, zakenmensen en zelfs antivivisectionisten.

Zonder zulke fijnvertakt netwerken zouden de leiders van deze partijen electoraal geen kans maken, want de gewone media werken niet mee aan hun profilering. Zij moeten het hebben van een positie als underdog, treffend tot uiting komend in een enorme poster van Haider die ik bij een vorige verkiezing in Oostenrijk zag met als tekst: 'Hij zegt wat u denkt'.

Het zijn anti-establishment-partijen, en daarin schuilt een groot deel van hun aantrekkingskracht. Terwijl de traditionele partijen zich transformeren in kleine, professionele organisaties van spindoktoren en beroepspolitici, waarbij 'gewone leden' gereduceerd worden tot donateurs zonder invloed, zien wij dat deze nieuw-rechtse partijen niet alleen proberen de klassieke partij-organisatie nieuw leven in te blazen, maar daarin ook tamelijk succesvol zijn.

Mondialisering als motor

Nieuw-rechtse partijen van dit type treffen wij nu in veel Europese staten aan, maar daar niet alleen. Naast het Front National in Frankrijk en de FPO passen in Italie zowel de Lega Nord als de Alleanza nazionale (de voormalige neofascisten) in dit patroon, en tot op zekere hoogte ook Berlusconi's Forza Italia; in Belgie het Vlaams Blok; de Vooruitgangs-partijen in Denemarken en Noorwegen; de Republikaner in Duitsland, de One Nation-partij van Pauline Hanson in Australie, de Reform Party in Canada en misschien de beweging van Ross Perot in de Verenigde Staten. En deze opsomming is niet volledig.

Deze partijen verschillen programmatisch in tal van opzichten, maar toch delen zij een aantal gemeenschappelijke elementen. Het voornaamste daarvan is hun populisme, een politieke stijl waarin de partij zich opstelt als de stem van de 'gewone mensen'. Het succes van dit populisme wordt aangewakkerd door de ruimte die de traditionele partijen het laten door steeds meer op elkaar te gaan lijken en ideologische inspiratie af te zweren naarmate ze langer en beter in het centrum van politieke macht zijn gezeteld. Zo krijgt nieuw-rechts de kans zichzelf waar te maken als opponent van het establishment.

Inhoudelijk richt het gemeenschappelijke program van nieuw-rechts zich op de solide burgers en traditionele arbeiders, die zich gepasseerd voelen en weten door economische en politieke ontwikkelingen. De komst van steeds meer vreemdelingen is daarvan het meest tastbare en zichtbare symptoom. In werkelijkheid gaat het om veel verdergaande gevoelens van uitsluiting en marginalisering als gevolg van snelle maatschappelijke veranderingen waarop niemand een greep heeft.

In zoverre is de opkomst van nieuw-rechts een gevolg van mondialisering en de wijze waarop men deze als een noodlot over zich heen voelt komen. Op deze volstrekt begrijpelijke gevoelens speculeren de nieuw-rechtse partijen. Zo gezien is het niet verwonderlijk dat de aanhang van het Front National voor een niet gering uit voormalige communisten bestaat. Zo gezien is het evenmin verwonderlijk dat in Nederland een nieuw-rechtse partij niet van de grond komt, omdat de Socialistische Partij er in is geslaagd het mogelijk electoraat van zo'n partij in links-populistische richting te mobiliseren en te organiseren.

In dit patroon past de recente verkiezingsoverwinning van de Zwitserse Volkspartij (ZWP), de meest rechtse van de vier grote partijen die sinds 1959 politiek de dienst uitmaken in Zwitserland. Angst voor mondialisering, europeanisering en immigratie - daarop speelt de miljonair Christoph Blocher al jaren behendig in.

De vloek van het leiderschap

De sterkte van de leider is echter de zwakte van de partij. Daarvoor hoeft men niet buiten de grens te zoeken: de recente geschiedenis van nieuw-rechts in Nederland is het verhaal van de aanvankelijk succesvolle opbouw van een nieuw-rechtse partij, onder de naam Centrumpartij, die vervolgens werd verscheurd door conflicten over de vraag wie er de baas mocht spelen.

Uiteindelijk wist na verschillende afsplitsingen en heroprichtingen Hans Janmaat te winnen. Maar zijn winst betekende het einde van de partij als succesvolle nieuw-rechtse beweging. Ik herinner mij nog in 1982 zijn eerste optreden in de Tweede Kamer, waar ik toen toevallig in het Kamergebouw aanwezig was. 'Is hij een fascist?' vroeg een van ons aan een meevergaderend Kamerlid, tegenwoordig minister. 'Dat weet ik niet,' zei deze, 'maar als hij het niet is, zullen wij er wel voor zorgen dat hij het wordt.'

Het Front National is op dit moment het beste voorbeeld van de leiderschapsvloek. Naarmate dit organisatorisch succesvoller werd en meer bekwame leden aantrok, werd het onvermijdelijk dat oprichter Le Pen niet, als in het begin, op zijn eentje de dienst in de partij kon blijven uitmaken.

Maar na dertig jaar eenmanspolitiek was de voormalige paracommando niet in staat tot meer collegiaal bestuur. Zijn adjudant Me gret stond binnen de kaders van de partijdemocratie tegen hem op; het resultaat was een splitsing die bij de Europese Verkiezingen tot het deelnemen van twee nieuw-rechtse partijen leidde, waarop een electo rale doodklap voor beiden volgde. Trok het FN bij de vorige Europese parlementsverkiezingen 15 procent van de stemmen, in 1998 haalde de Nationale Beweging, de afsplitsing van Megret, niet eens de kiesdrempel van 5 procent en kreeg Le Pen maar 5,7 procent, minder dan de communisten en de partij van jagers en vissers (CPNT), die beide op 6,8 procent eindigden.

Succes en falen van de nieuw-rechtse partijen kunnen niets veranderen aan het feit dat de maatschappelijke ontwikkelingen die met 'mondialisering' worden aangemerkt, voor grote groepen in de traditionele midden- en arbeidersklasse, een toename van risico's en onzekerheden met zich mee brengt, waar traditionele sociaal-democratische, christen-democratische en conservatieve partijen tot nu toe geen politiek antwoord op weten te geven.

Hun recept tegen de onaangename gevolgen van mondialisering is meer markt en meer mondialisering. Zo is een electoraat aan het ontstaan, dat zich van deze partijen afkeert en gevoelig is voor de lokroep van nieuw-rechts, dat bescherming tegen die gevolgen belooft. Dat het ook anders kan, zou men kunnen afleiden uit het succes van de Socialistische Partij in Nederland.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
27-10-1999

« Terug naar het overzicht