Geen kennis, geen ervaring

De politieke incompetentie van minister Verdonk in de door haarzelf ontstoken schijnwerpers.


Deze week treedt alweer een VVD-staatssecretaris aan. Net zomin als zijn voorgangers heeft hij enige kennis van zaken over de portefeuille die hij gaat beheren: de universiteiten en hogescholen.

De eerste was Annette Nijs. Haar voornaamste politieke ervaring was het voorzitterschap van de jongerenorganisatie van de VVD (1987-1988) geweest. Over inhoudelijke deskundigheid beschikte ze niet. Het liep binnen twee jaar mis.

Haar opvolger werd Mark Rutte, ook al afkomstig uit ‘ het bedrijfsleven’, dat wil zeggen dat hij personeelszaken bij een Unilever-bedrijf had gedaan. Als ze het bij de VVD over ‘ mensen uit het bedrijfsleven’ hebben, suggereren ze dat het dan gaat om ondernemers die nieuwe producten of diensten op de markt brengen en daarbij risico’s durven nemen. Maar altijd gaat het om kantoorbanen die alleen beter betaald worden dan bij de overheid.

Na de omhelzing van het referendum over Europa vond de VVD dat er nog wel een vernieuwing bij kon. Ruim een jaar voor de verkiezingen begon de partij een lijsttrekkerswedstrijd, waarbij vanzelfsprekend alleen zittende politici een kans maakten. In de daaropvolgende strijd tussen twee bewindslieden viel niet meer uit te maken waar Rutte en Verdonk bezig waren met hun portefeuille en waar met hun campagne.

Rutte won en vond dat hij daarom alvast in de Tweede Kamer moest gaan zitten, hoewel de verkiezing toch geen betrekking had op het huidige fractievoorzitterschap. Partijbelang ging opnieuw voor landsbelang. Een regering die van Nederland een ‘ kennismaatschappij’ wil maken, staat toe dat in één regeerperiode drie verschillende staatssecretarissen zonder kennis van zaken het beleid over hoger onderwijs en universiteiten bepalen.

De kwestie van het Nederlanderschap van Ayaan Hirsi Ali is deze week ook opgelost, op een wijze die vooral het kleinzielige karakter en de politieke incompetentie van minister Verdonk in door haarzelf ontstoken schijnwerpers zette. Zes weken geleden concludeerde ze na een ‘ onderzoek’ van nog geen twee dagen dat mevrouw Hirsi Ali indertijd ten onrechte een Nederlands paspoort had gekregen, omdat ze een andere achternaam had opgegeven dan die ze gebruikte.

Ik wees er toen al op dat zo’n conclusie alleen gebaseerd kon worden op onderzoek in haar geboorteland Somalië. Na zes weken is de uitkomst dat naar geldend Somalisch gewoonterecht mevrouw Hirsi Ali zich wel degelijk zo mag noemen. Geen sprake dus van een Nederlanderschap dat ten onrechte is toegekend. De hele affaire had vermeden kunnen worden als de minister zorgvuldig en niet overhaast te werk was gegaan en de zaak had uitgezocht in plaats van in het kader van haar verkiezingscampagne met haar ‘ krachtdadigheid’ te willen pronken.

Als slecht verliezer dwong ze vervolgens een verklaring af waarin Ayaan Hirsi Ali moest zeggen dat het allemaal haar schuld was geweest. Anders had de Somalische nog langer op het besluit over haar paspoort moeten wachten. Zij tekende, en verklaarde vervolgens dat ze dit onder dwang had gedaan, waarmee de verklaring een loos document werd.

De verklaring van de minister daarentegen is alleen al potsierlijk vanwege het slot, waarin ze zich op de borst klopt: zonder haar waren de feiten niet op tafel gekomen. Zij heeft niets fout gedaan.Die feiten zijn blijkens de brief echter op haar tafel terechtgekomen dankzij de advocaten van mevrouw Hirsi Ali en het ministerie van Buitenlandse Zaken.

De minister van Vreemdelingenzaken heeft maar een kleine portefeuille. Ze is ondergebracht in het ministerie van Justitie en gaat over maar één ambtelijke dienst, de IND. Die is onder haar bewind een zooitje gebleven. De enige wet die zij uitvoert, erfde ze van staatssecretaris Job Cohen, maar van de uitvoering heeft ze niet veel gebakken, ondanks haar grote mond over het uitzetten van 26.000 illegalen. De enige wet die ze zelf moest voorbereiden, de inburgeringswet, is niet alleen juridisch knoeiwerk.

Zo plukt de VVD de wrange vruchten van haar even opportunistische als populistische beleidslijn, om eerst van wat niet meer is dan een staatssecretariaat een ministerie te maken, en vervolgens de ene na de andere kandidaat binnen te halen in regering en Tweede Kamer. Die kandidaten, dat hebben Rita Verdonk en Ayaan Hirsi Ali gemeen, waren voor de verkiezingen noch lid van deze partij , noch beschikten zij over enige politiek-bestuurlijke ervaring.

Helaas was de rest van Nederland gedwongen van deze onsmakelijke kost mee te proeven.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
29-06-2006

« Terug naar het overzicht