Geen recht op nachtrust

IN NEDERLAND loopt Amsterdam altijd in alle opzichten voorop. Het is de enige werkelijk kosmopolitische stad van dit land. Alles wat hier kan en mag, vindt geleidelijk zijn weg in de rest van de wereld. 

Zo denkt de lokale grachtengordel en het nieuwste 'item' in dit scenario zijn de sluitingstijden van de horeca. Twee kamerleden van de PvdA verklaarden vorige week in een andere krant dat verruiming van de Winkelsluitingswet 'lakmoesproef' was voor de paarse coalitie. De scheikundige kennis die uit deze waarschuwing naar voren kwam, overtrof naar mijn bescheiden mening het politieke gewicht ervan. Als langere openingstijden van winkels het meest fundamentele verschil uitmaken met een kabinet waaraan de confessionelen meedoen, dan komt mij dat voor als een overtuigend bewijs van armoede voor de paarse coalitie. 

Wat aan deze kwestie zo merkwaardig is, is de hoge ideologische lading die ze heeft gekregen. De verruiming, of zelfs vrijlating van sluitingstijden prijzen de voorstanders ervan aan als de bekroning van economische en maatschappelijke vrijmaking; tegenstanders en critici heten benarde aanhangers van corporatisme en gezinsideologie. Warm eten om zes uur 's avonds en andere kleinburgerlijke gewoonten, daar willen de paarse modernisten eens en voor altijd een stokje voor steken. Dit ideologische verhaal heeft, zeker in Amsterdam, een vervolg: de verruiming van de openingstijden van de lokale horeca. Ook deze worden beoordeeld vanuit het uitgangspunt dat er 'zo min mogelijk regelgeving in de samenleving' moet zijn, aldus voorzitter Bart Robbers van de D66-fractie in de Amsterdamse gemeenteraad in zijn reactie op mijn artikel van vorige week; hij verheft dit uitgangspunt zelfs tot principe van zijn partij. 

Dit principe is even loos als zijn partij: het houdt, wanneer men het ernstig neemt, niets in. (D66 heeft dan ook terecht geen beginselprogramma.) Niemand is immers voor te veel regels. Interessanter is dan ook de voorwaarde die D66 Amsterdam aan minimale regelgeving verbindt: men is tegen regelgeving die niet te handhaven is. Vandaar dat D66 in Amsterdam voor een proef met vrije sluitingstijden is.

Mij gaat het om twee zaken. De eerste is, kort en goed, het recht op nachtrust. De tweede is het 'experiment' in de politiek. In tegenstelling tot het recht op meningsuiting bestaat het recht op nachtrust niet. Dat heeft Robbers vorige week aan bezorgde stadsbewoners meegedeeld, zo meldde NRC Handelsblad gisteren. Met andere woorden: het openbaar bestuur hoeft in geen enkel opzicht zorg te dragen voor de handhaving van rust en orde tijdens de uren dat de meeste Nederlanders slapen. Het Amsterdamse D66 neemt daarmee radicaal afscheid van elke illusie over de maakbaarheid van de samenleving. Een partij die zo over fundamentele belangen van burgers denkt, kan zichzelf beter opheffen.

In de gemeentepolitiek is het experiment de vlucht voorwaarts. Als bestuurders iets willen doordrukken waartegen nog te veel weerstand bestaat, dan wordt de beoogde maatregel als experiment ingevoerd. Als een jaar later het experiment moet worden 'geevalueerd' - meestal door dezelfde instanties die voor het gevoerde beleid verantwoordelijk zijn - blijkt steevast dat het goed heeft gewerkt, of dat men maar niet kan aantonen dat het verkeerd heeft gewerkt. Dat komt mede doordat vrijwel nooit van tevoren scherpe criteria zijn geformuleerd waaraan voldaan moet worden om van slagen of falen te kunnen spreken.

Je moet wel een Amsterdamse provinciaal als Robbers zijn om in alle ernst te schrijven dat het 'vooralsnog niet bewezen is dat verruiming of vrijstelling van de openingstijden van de horeca in alle gevallen tot extra overlast leidt'. Buiten Amsterdam is daar namelijk al veel over onderzocht, en veel grote en kleine gemeenten hebben de afgelopen jaren 'geexperimenteerd' met verruiming of vrijstelling van de sluitingstijden van de horeca. Uit dat alles blijkt zonneklaar dat die verruiming en vrijstelling tot nog meer overlast voeren. Daarbij gaat het dan om normale steden en dorpen, en niet om een open inrichting als Amsterdam, waarvan het gemeentebestuur aan het ministerie van Vrom 'meer beleidsruimte' heeft gevraagd - namelijk om de normen voor geluidshinder (zoals vastgelegd in het Besluit Horecabedrijven Milieubeheer) in de wind te slaan. 

Er zijn twee groepen die belang hebben bij de verruiming of vrijstelling van openingstijden: de grotere horeca-ondernemers (die niet zelf tot drie, vier of vijf uur 's nachts achter de tap hoeven te staan) en de politie, die dan niet meer met een piek van sluitingstijd-ellende te maken heeft. Deze combinatie van geld- en gemakzucht leidt in het geheel niet tot vermindering van de overlast voor stadsbewoners. 

Volgens Robbers heeft dit land 'het strengste openingsregime van heel Europa'. Is die man wel eens in Londen of Parijs geweest ? Hij bedoelt openingstijden, niet openingsregime. Want dat bestaat in Nederland niet of nauwelijks: de handhaving van de bestaande Algemene Plaatselijke Verordening heeft bij de politie als het om horeca-overlast gaat in het algemeen de laagst mogelijke prioriteit.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
26-10-1994

« Terug naar het overzicht