Geen voorzitter
VOOR 2 JANUARI had ik de verklaringen in moeten sturen, en dat heb ik niet gedaan. Daarmee staat vast dat ik in maart niet voorzitter van de PvdA wordt, noch eerste vice-voorzitter en zelfs niet gewoon bestuurslid. Voor al die functies ben ik kandidaat gesteld, maar ik moet degenen die dat hebben gedaan, teleurstellen.
Ik weet niet wie dat zijn, maar hun beweegredenen kan ik wel raden. Het gaat slecht met de Partij van de Arbeid. De ongekende verkiezingsnederlaag van 1993 is niet verwerkt en anders dan bij het CDA is daartoe ook geen poging ondernomen. Sterker: de partijtop besloot juist tot een krampachtig nietsdoen in dit opzicht.
De PvdA voert ogenschijnlijk de 'paarse coalitie' aan. Zij heeft de premier geleverd en beschikt over de meeste bewindslieden in het kabinet. Maar inhoudelijk is ze maar al te duidelijk de zwakste coalitiegenoot. Dit is een uitgesproken neoliberale regering en als VVD-leider Bolkestein dat hardop vaststelt, probeert de PvdA-top hem niet eens tegen te spreken.
In een reeks onthutsende interviews met die top - bewindslieden van het vorige kabinet, de toenmalige fractievoorzitter en de laatste twee partijvoorzitters - verzameld in het boek Regerenderwijs, wordt duidelijk gemaakt dat het PvdA-smaldeel in het kabinet-Lubbers/Kok door geen enkele gemeenschappelijke doelstelling werd bewogen, behalve dan het zich vastklampen aan de regeermacht. Dat is de enige herkenbare lijn in de politiek van de PvdA gebleven, eerst in de formatie en nu in de 'paarse coalitie'. Enig herkenbaar inhoudelijk profiel ontbreekt. De PvdA is geen politieke partij meer, alleen nog maar de lijst-Kok, zo vatte Hans Wansink de stand van zaken vorige week samen in Intermediair.
Van een politieke partij tot kiesvereniging: die weg heeft de PvdA in de afgelopen paar jaar in adembenemend tempo afgelegd. Terug naar de eerste helft van de negentiende eeuw, toen er nog geen partijen waren en kiesverenigingen mensen kandidaat stelden voor vertegenwoordigende lichamen en meer ook niet. Zeker geen programma en ook geen enkele georganiseerde vorm van debat en controle.
Zo'n vorm van plebiscitaire democratie, waarmee de gekozenen een blanco mandaat opeisen om naar eigen goeddunken politiek te bedrijven, is in bepaalde kringen in Nederland (die zich ook nog 'progressief' vinden) een wenkend ideaal geworden. Wie het interview in Regerenderwijs leest met de voorzitter van het PvdA-bestuur, Felix Rottenberg, ziet dat hij ook in die kringen verkeert.
Hij werd twee jaar geleden, met zijn kompaan Vreeman, gekozen om de partij uit het moeras te trekken. (In het interview onthult Rottenberg waarom hij een duovoorzitterschap met Vreeman voorstelde, nadat deze zich tegen hem kandidaat had gesteld voor het voorzitterschap: 'Ik kende de partij veel beter. Op grond daarvan wist ik dat hij het als voorzitter niet zou redden.' Ik zou inderdaad geen beter argument weten om zo iemand eerste vice-voorzitter te maken.)
Eerst leek er inderdaad wat te gaan veranderen. Maar na twee jaar moet men concluderen dat het vrijwel allemaal strovuurtjes zijn geweest, die enkele ogenblikken licht, warmte en vrolijkheid verschaffen, maar uiteindelijk alleen een hoopje as nalaten. Heeft iemand wel eens uitgezocht wat er nu eigenlijk gebeurd is met de elektronisch ondersteunde 'actiecentra' die de partij nieuw leven zouden inblazen?
Wat is er terechtgekomen van het publieke debat in de PvdA? (Wat overigens wat anders is dan een sessie waar kamerleden en ministers door de voorzitter ten overstaan van een passief publiek worden ondervraagd - maar die 'hearings' zijn ook al lang verdwenen. En het is ook wat anders dan besloten bijeenkomsten van door de voorzitter persoonlijk geinviteerde bonzen.)
Waarom de beschikt de PvdA niet meer over een opinieblad, zoals echte politieke partijen? (Heel lang geleden had de PvdA een opinieblad dat Opinie heette. De democratisering van de jaren zestig begon in de PvdA, toen op een partijcongres een motie werd ingediend waarin het partijbestuur werd verzocht de inhoud van het blad in overeenstemming met de naam te brengen.)
Wat is dat voor personele vernieuwing, waardoor mensen als Annemarie Grewel en Jan Nico Scholten (die al bijna tien jaar alle mogelijke moeite daartoe doet, maar tot nog toe door de partijdemocratie is gestopt) frisse nieuwkomers voor de PvdA-fractie in de Senaat moeten zijn?
De PvdA van de jaren zeventig en tachtig ging niet gebukt onder een teveel aan democratie en debat, maar onder een tekort aan constitutionele verhoudingen. De remedie is dan niet om de verenigingsdemocratie waar mogelijk stilzwijgend af te schaffen - en dat is wat nu gebeurt.
Rottenberg en Vreeman zijn helemaal niet bezig de PvdA tot een kiesvereniging te reduceren. Dat is een veel te optimistisch beeld. Een vereniging kent immers nog interne democratie. Wat hun voor ogen staat, is wat ik elders het Greenpeace-model heb genoemd; in dit verband zou men van een kiesstichting moeten spreken.
In het Greenpeace-model bepaalt een klein gezelschap professionals - dat zijn de lui die niets anders doen, maar daarom nog niet degenen die het beter weten - wat er gaat gebeuren en wie eraan mogen meedoen. De middelen daarvoor worden opgebracht door donateurs en begunstigers, die maar een recht hebben: geld te storten.
Ik vind nog altijd dat een politieke partij niet op voltijdse politici gebaseerd moet zijn, maar op staatsburgers die daaraan een deel van hun vrije tijd besteden. Een beroeps-voorzitter en een dito eerste vice-voorzitter (die ook nog kamerlid is) - dat is precies wat er mis is. Zolang die situatie bestaat, heeft het geen zin kandidaat te staan voor een partijbestuur dat volgens Rottenberg hoogstens vier keer per jaar bijeen moet komen. De oligarchisering van de PvdA moet maar op een andere wijze worden bestreden.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 04-01-1995