GEPASSEERDE STATIONS

In 1997 lokte Frits Bolkestein, toen nog fractieleider van de VVD, een debat in de Tweede Kamer uit met zijn stelling dat toelating van Oost-Europese staten tot de NAVO niet verstandig zou zijn. Hoewel over deze kwestie in de Nederlandse politiek nooit een besluit was genomen, kreeg hij zowel in de Kamer als in de media te horen dat hij te laat kwam. Het debat ging over een 'gepasseerd station', zo luidde de algemene conclusie. Maar niemand legde toen uit wanneer dat station dan wel gepasseerd was.

Zo gaat het vaak in de Nederlandse politiek. Grote, vergaande besluiten worden nooit genomen nadat er eerst over is gestreden in verkiezingscampagnes en daarna in parlementaire debatten. Zij blijken altijd al genomen te zijn; wanneer, dat blijft dan onduidelijk. Zo is het gegaan met de invoering van de euro, met de niet-verklaarde oorlog om Kosovo, en, inderdaad, met de eerste uitbreiding van de NAVO.

Zo dreigt het ook weer te gaan met de uitbreiding van de Europese Unie en met de toetreding van nog meer Oost-Europese staten tot de NAVO. Beide projecten zijn in volle gang, maar van een serieuze politieke discussie over de voors en tegens is niet echt sprake. Aan de orde zullen deze pas komen als een formeel besluit erover 'een gepasseerd station' is. Maar de regering zal niet waarschuwen dat de trein het station nadert, en de meeste partijen nemen dat graag voor lief.

Voor de uitbreiding van de Europese Unie is een aantal ondubbelzinnige voorwaarden gesteld aan de kandidaat-lidstaten. Nu al staat vast dat de kandidaten daar in meerdere of mindere mate niet aan kunnen voldoen en dat dit toegedekt zal worden. Bij de voorgenomen uitbreiding van de NAVO zijn helemaal geen duidelijke voorwaarden voor nieuwe leden vastgesteld. In het centrale beleidsdocument uit 1995 (Study on NATO Enlargement) staat een heel lijstje van vereisten, varierend van democratie en markteconomie, tot democratische civiel-militaire verhoudingen. Maar het is uitdrukkelijk vaag gehouden. Of een staat tot de NAVO mag toetreden hangt uiteindelijk, zo blijkt uit dit document, louter af van de vraag of de lidstaten het daarover met elkaar eens kunnen worden.

Dit betekent dat er zonder duidelijke politieke criteria en besluiten afgestevend wordt op een situatie waarin alle stations alweer gepasseerd zullen zijn. Voor de NAVO valt de officiele beslissing in november 2002, als de negentien lidstaten in Praag vergaderen over de toelating van negen kandidaten: Albanie, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Macedonie, Roemenie, Slowakije en Slovenie. Maar ik voorspel dat er dan al voldongen feiten zullen zijn geschapen die maken dat op deze bijeenkomst alleen nog maar formeel bekrachtigd wordt wat informeel allang geregeld is.

Het Groningse Centre for European Security Studies heeft gedaan wat de NAVO achterwege laat: een studie gemaakt van de mate waarin deze kandidaten aan een aantal duidelijke politieke en militaire criteria voor het lidmaatschap voldoen. Albanie en Macedonie vallen dan zonder meer af, terwijl de Baltische staten de meest geschikte kandidaten zijn. Een verrassende bevinding is dat de eerder toegelaten staten (Polen, Tsjechie en Hongarije) eigenlijk niet veel beter aan de criteria voldoen dan Roemenie, Bulgarije en Slowakije. Op een conferentie van de Atlantische Commissie naar aanleiding van deze studie klaagden niet alleen kamerleden van de oppositie over de passiviteit van de Nederlandse regering (lees: minister Van Aartsen) in deze kwestie. Zo wordt, net als bij de eerste uitbreiding, in feite een politiek van voldongen feiten mogelijk gemaakt. Daarmee reduceert Nederland zich andermaal tot jaknikker bij elders geregelde zaken.

Zelfs over de voordelen van ons land bij uitbreiding wordt niet gesproken. (Nadelen zijn er overigens ook.) Een verdere uitbreiding betekent dat de NAVO de beschikking krijgt over veel omvangrijker landstrijdkrachten. Dan zou ernstig overwogen kunnen worden de Nederlandse landmacht te verkleinen en onze defensie-inspanning te concentreren op waar Nederland goed in is: marine en luchtmacht. Zo zou het structurele tekort aan gegadigden bij de landmacht verdwijnen.

Maar hoe belangrijk is de NAVO nog? Als organisatie voor gemeenschappelijke territoriale verdediging is ze oninteressant geworden bij gebrek aan een serieuze militaire dreiging. De interne stabiliteit neemt eerder af dan toe bij uitbreiding. Tot nu toe waren alleen Griekenland en Turkije NAVO-lidstaten die met elkaar overhoop liggen.

De 11de september heeft echter duidelijk gemaakt dat in de Grote Politiek de NAVO geen rol meer speelt. Voor het eerst in de geschiedenis werd een beroep op artikel 5 van het NAVO-verdrag gedaan ('een voor allen, allen voor een'). Maar in de oorlog tegen het terrorisme speelt de NAVO geen enkele rol. De Verenigde Staten voeren die zelf, en vragen naar behoefte bijdragen van bondgenoten.

Het verlies aan betekenis van de NAVO is een van de belangrijkste politieke consequenties van de aanval op Amerika. Onberaden uitbreiding zal dit verlies alleen maar vergroten.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
15-12-2001

« Terug naar het overzicht