Gipharts valse engagement

Veertig schrijvers eisten deze maand een parlementaire enquete naar de gang van zaken in Srebrenica in 1995. Parool-colomnist Bart Tromp verweet de briefschrijvers gebrek aan 'elementaire kennis'. Initiatiefnemer Ronald Giphart repliceerde met 'mierenneukerij'. En nu is Tromp weer aan bod.

DE OPEN BRIEF van veertig Nederlandse schrijvers over de val van Srebrenica ging uit van het feit dat de Nederlandse VN-troepen in de Bosnische enclave 'de primaire taak' hadden de aldaar levende bewoners en vluchtelingen te beschermen tegen de Bosnische Serviers die de enclave al jarenlang omsingeld hielden. Het voornaamste punt in mijn kritiek van 15 juli in deze krant op het epistel van de veertig was dat dit een volstrekt onjuiste voorstelling van zaken was. De VN-troepen - dus ook het deel van Dutchbat 3 dat in de enclave was gelegerd - hadden slechts toe te zien op het bestand tussen de strijdende partijen. Militair geweld was hun alleen in geval van zelfverdediging toegestaan.

In zijn reactie afgelopen zaterdag op deze pagina noemt de initiatiefnemer en schrijver van de Open Brief van 11 juli in de Volkskrant, Ronald Giphart, dit 'mierenneukerij' - daarmee zijn literaire kwaliteit etalerend. Het zou slechts gaan om 'een interpretatieverschil over de betekenis van een woord in een VN-resolutie'. Dat woord, meent Giphart, is 'deterrence', afschrikking, en voor hem en de zijnen komt dat op hetzelfde neer als 'bescherming'. Je moet wel schrijver zijn om je zo weinig aan de betekenis van woorden gelegen te laten liggen. In de politiek ligt dat anders, zoals ik zal laten zien.

VN-bureaucraten

Giphart voert geen enkel argument aan om aannemelijk te maken dat 'afschrikking' en 'bescherming' in het geval van de safe areas in Bosnie hetzelfde betekenden. Hij citeert alleen twee Franse generaals, zonder op de context van hun citaten in te gaan. Toen generaal Morillon, Unprofor-commandant in Bosnie, in maart 1993 in Srebrenica vanaf het balkon van het postkantoor de bevolking die hem min of meer had gegijzeld, verklaarde 'U bent nu onder bescherming van de VN', handelde hij buiten zijn boekje. De Britse en Franse regering waren buitengewoon ontstemd over zijn actie, net als VN-bureaucraten - met name die in het Department of Peace Keeping Operations (DPKO). Als Morillon zijn zin zou krijgen, zou dat betekenen dat de VN-troepen - waarvan het leeuwendeel uit Britten en Fransen bestond - partij zouden moeten kiezen tegen de Bosnische Serviers. En ze zouden militair moeten optreden, in plaats van volgens de standaardpraktijk van het DPKO neutraal te blijven tussen de strijdende partijen.

Morillons uitspraak maakte dan ook een eind aan zijn carriere in het Franse leger en leidde in de Veiligheidsraad tot een ingewikkeld debat tussen voor- en tegenstanders van een daadwerkelijke bescherming van de Bosnische enclaves. Morillons belofte had logischerwijze moeten leiden tot de proclamatie van deze gebieden tot safe havens. In dat geval had de Veiligheidsraad volkenrechtelijk de verplichting op zich genomen deze gebieden daadwerkelijk militair te (laten) beschermen, of degenen die ze bedreigden daar nu mee zouden instemmen of niet. Het model hier is Noord-Irak, waar na de Golfoorlog ter bescherming van de Koerden inderdaad zo'n safe haven tot stand kwam, militair gegarandeerd door een geallieerde luchtmacht.

Maar de Veiligheidsraad koos willens en wetens niet voor safe havens. In resolutie 819 werd in plaats daarvan de term safe areas gebruikt, wat volkenrechtelijk inhoudt dat zulke gebieden alleen maar kunnen bestaan op basis van instemming van beide betrokken partijen. Resolutie 819 wekte wel verwachtingen over militaire bescherming van de enclaves, maar de opstellers van deze en volgende resoluties vermeden zinsneden te gebruiken waaruit de verplichting voor de VN uit voort zou vloeien de enclaves ook daadwerkelijk te beschermen.

De rol van Unprofor werd in essentie geen andere dan toe te zien op het bestand tussen de Bosniers en de Bosnische Serviers (resolutie 836). Dat in diezelfde resolutie het mandaat van Unprofor werd uitgebreid tot 'het afhouden' (deter) van aanvallen op de safe areas was een loze kreet, aangezien er geen sprake van was dat dit met militaire middelen mogelijk werd gemaakt. Zelfs voor 'afschrikking' achtte de secretaris-generaal van de VN toen minimaal 34.000 militairen noodzakelijk, maar de Veiligheidsraad gaf slechts toestemming voor 7600.

In zijn rapport (november 1999) over Srebrenica schrijft de secretaris-generaal van de VN: 'It is essential to note that the resolution (836) eschewed the use of the words 'protect' or 'defend', and asked Unprofor only to occupy some key points on the ground and linked the use of force to the phrase 'acting in self-defence'.

Volstaan werd dus met niet meer dan enkele duizenden licht bewapende militairen, overeenkomstig de standaardoperatieregels van DPKO uitgerust met wit geschilderde voertuigen en blauwe hoofddeksels en helmen, die zowel zichtbaarheid als kwetsbaarheid uitdrukken. Zo ging het bombardement van een andere safe area, Sarajevo, en de acties van Servische sluipschutters aldaar, tot het eind van de Bosnische oorlog door, zonder dat de (Franse) Unprofor-troepen in de stad ooit tegen de aanvallers optraden.

Het gaat hier, kortom, niet om een 'interpretatieverschil over een woord', maar om een volledige miskenning door Giphart c.s. van het feit dat Srebrenica geen safe haven was, maar een safe area en dat Dutchbat daar niet was om de bevolking te beschermen. Daaruit spreekt niet alleen een gebrek aan elementaire kennis, maar ook een even groot gebrek aan interesse in de politieke verwikkelingen die de val van Srebrenica mogelijk maakten. Politiek engagement - al is het vijf jaar na dato - vereist toch minimaal dit: interesse en kennis van zaken.

Gipharts tweede getuige is generaal Gobilliard, die na de val van Srebrenica de commandant van Dutchbat per fax instrueerde 'alle redelijke maatregelen te nemen om de vluchtelingen en burgers onder uw hoede te beschermen' en 'zijn eenheden te verdedigen'. De laatste frase laat Giphart weg. Evenals de informatie dat Gobilliard - plaatsvervanger van de afwezige Unprofor-commandant Smith in Sarajevo - niet wist dat zijn instructie zonder meer niet viel uit te voeren, omdat de enclave al was gevallen.

Mijn tweede punt van kritiek was dat de veertig schrijvers niet uitlegden welke vragen een parlementaire enquete zou moeten beantwoorden, juist gezien het feit dat zo'n enquete niet zomaar een historisch onderzoek is. Een parlementaire enquete dient te gaan over vragen van politieke verantwoordelijkheid. Giphart gaat daar niet op in.

Onzin

Evenmin legt hij uit waarom niet het historisch onderzoek van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Niod) wordt afgewacht. Van de twee vragen die volgens hem 'om een antwoord schreeuwen' is de eerste al beantwoord en is de tweede van historisch, maar niet van politiek belang. Gobil liards instructie was al achterhaald toen hij aankwam en de vraag wie vluchtelingen uit de compound in Potocari wegstuurde is alleen relevant als zij er veilig hadden kunnen blijven wanneer dat niet was gebeurd. Natuurlijk blijven er vragen open. Wat zat er bijvoorbeeld in het glas dat overste Karremans met Mladic moest drinken? Maar zij betreffen niets dat de gruwelijke uitkomst in juli 1995 door de Nederlandse VN-eenheid in Srebrenica had kunnen doen voorkomen.

Dat ik heb geschreven dat de brief van de veertig de plank misslaat en de overlevende slachtoffers misplaatste hoop biedt, noemt Giphart, 'eveneens even onzinnige, lekker scorende als goedkope beweringen'. Dat 'eveneens' is grammaticale, de rest gewone onzin. Ik ben geen 'schrijver' - anders zou ik Giphart waarschijnlijk een 'geparfumeerde flapdrol' noemen' - en niet ik heb de publiciteit gezocht met een 'open brief' die ook vijf jaar later inhoudelijk van een schandelijk gebrek aan kennis van zaken en benul van politiek getuigt. Ik heb alleen maar in mijn permanente campagne tegen politieke domheid het valse engagement van Giphart en de zijnen aan de kaak gesteld. In zijn repliek bevestigt hij daarvan de juistheid.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
25-07-2000

« Terug naar het overzicht