'Give 'em hell'

VOOR DE fotografen poseerden de twee kandidaten op het achterbalkon van de speciale verkiezingstrein." Maai ze neer, Harry," riep Alben Barkley, de kandidaat voor het vice-presidentschap ten afscheid." Ik ga er hard tegenaan," zei Harry S. Truman, " I'm going to give them hell."

Dat was het begin van een legendarische campagne, waarin Truman in vijf weken meer dan twintigduizend mijl door Amerika aflegde en, meestal vanaf het achterbalkon van zijn trein, gemiddeld vier toespraken per dag hield in grote en kleine plaatsen. En overal verdrongen de mensen zich om hem te zien en te horen.


Trumans campagne in 1948 was een campagne voor herverkiezing, maar het was ook en vooral een campagne voor de politiek en een campagne tegen de gevestigde meningen. Die laatste hadden al uitgemaakt dat Truman kansloos was. Dat wezen de opiniepeilingen uit en dat vonden de deskundigen. Zijn eigen partij had hem met moeite en zonder hoop op overwinning gekandideerd. En dat was pas gebeurd toen de eerste H. Ross Perot van dat jaar duidelijk had gemaakt de kandidatuur niet te aanvaarden. Dat was generaal Eisenhower, die door de zoons van president Roosevelt naar voren werd geschoven en bij de Democraten daarna de man voor het presidentschap was - hoewel men niet eens wist of hij Democraat was (dat was niet het geval) en nog veel minder wat voor opvattingen over politiek hij erop nahield, als hij ze al had.

Alsof de Verenigde Staten zich niet in een politiek hoogst belangrijke situatie bevonden! De luchtbrug op Berlijn liep nog steeds en demonstreerde zowel de werkelijkheid van de Koude Oorlog als de vastbeslotenheid van Truman zich niet gewonnen te geven, liefst met vermijding van geweld. In de voorafgaande drie jaren hadden de Verenigde Staten een nieuwe rol in de wereld gekregen, met ongekende mogelijkheden, maar met ook ongekende verantwoordelijkheden. De demobilisatie van twaalf miljoen soldaten was zonder grote maatschappelijke en economische problemen verlopen. Anders dan na de Eerste Wereldoorlog was de Amerikaanse economie doorgegaan met groeien en bloeien.

Truman deed in deze omstandigheden wat een politicus hoort te doen: hij definieerde de keuzen waar het om ging bij de verkiezingen. Zou de New Deal waar zijn voorganger Roosevelt mee was begonnen, de opbouw van een Amerikaanse verzorgingsstaat, worden voortgezet, of zou die worden afgebroken? Zou de nieuwe internationalistische politiek van de Verenigde Staten worden voortgezet, of zou die (net als na de Eerste Wereldoorlog) plaats maken voor een benepen isolationisme (waarvan een machtige vleugel van de Republikeinen voorstander was)?

Voor zijn politieke moed is Truman beloond. Hij werd herkozen en de uitdrukking 'Give 'em hell' werd spreekwoordelijk voor een president die vond dat in een democratie de mensen moeten weten waar het om gaat bij verkiezingen.

Bijna vijftig jaar later staan de Verenigde Staten opnieuw voor fundamentele politieke keuzen in de binnen- en buitenlandse politiek. Opnieuw is de reflex er een van: dan maar geen politiek. Het verschijnsel H. Ross Perot was daar maar een symptoom van. Veel belangrijker en tekenender is het verschijnsel Bush. Lange tijd gesteund door opiniepeilingen en deskundigen, baseerde hij zijn positie op onduidelijkheid en vaagheid. Alleen in de crisis om Koeweit was hij gedwongen een keuze te maken en die te verdedigen.

Met Clinton beschikken de Democraten voor het eerst in vele jaren over een kandidaat die de politieke ruimte niet door zijn tegenstander laat vullen. Net als Truman legt hij een onlosmakelijk verband tussen de toestand van het Amerikaanse binnenland en de rol die de Verenigde Staten in de wereld kunnen spelen. Maar in vergelijking met 1948 is het niet alleen zo dat president en uitdager van plaats zijn gewisseld: Trumans campagne was de laatste waarin televisie geen rol speelde. Het is de vraag in hoeverre dit medium zelf het maken van serieuze politieke keuzen belemmert.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
05-08-1992

« Terug naar het overzicht