Globale mondialisering

'GLOBALISERING'! Dat is wat er in de wereld aan de hand is. Het ene boek na het andere artikel verschijnt over wat in het Engels 'globalisation' heet en sindsdien in het Nederlands 'globalisering'. De eerste leerstoel is al ingesteld, aan de vooruitstrevende Katholieke Universiteit Tilburg, pardon: Brabant, de KUB. Ooit, een kleine twintig jaar geleden werd die bezet door de studerende zoons en dochters van katholieke bankiers en industrielen, en vervolgens omgedoopt in Karl Marx-universiteit.

Dit was meer dan wat ook de oorzaak van de bezetting van het Maagdenhuis in Amsterdam, een paar weken later. Voor de Amsterdamse studenten-revolutionairen was het onverdragelijk dat roomse boterbekken beneden de grote rivieren hen voor waren geweest bij het daadwerkelijk bezetten van een universiteit. Het minste wat er voor hen op zat, was Tilburg onder welk voorwendsel dan ook te evenaren.

Niemand minder dan oud-premier Lubbers bekleedt het hoogleraarschap in de 'globalisering' aan de KUB. De KUB heeft een grote letterkundige faculteit, zodat men moet aannemen dat de leerstoel niet zomaar, maar met voorbedachten rade 'globalisering' is genoemd. Wellicht is hier sprake van een misselijke grap: 'globaal' betekent in het Nederlands: ruw geschat, niet tot in bijzonderheden gaand, ruim genomen. Het nieuwe Groene boekje, de officiele woordenlijst van de Nederlandse taal, bevat het woord 'globalisering' al wel, maar de nieuwste druk van de dikke Van Dale geeft alleen maar 'globalisatie'; een betekenis van dat woord wordt niet gegeven. Toch is wel duidelijk wat 'globalisering' in het Nederlands zou betekenen: het proces waarin alles vager en minder nauwkeurig omschreven wordt. Tilburgse letterkundigen hebben die arme Lubbers een vuile poets gebakken; dat is de meest aannemelijke verklaring voor de naam van zijn leerstoel.

In het Nederlands zou globalisation vertaald moeten worden met mondialisering. In een van de vele boeken onder deze titel wordt een mooie definitie van globalisation gegeven: 'een proces waarin de geografische beperkingen van sociale en culturele arrangementen steeds minder belangrijk worden en mensen zich daarvan steeds meer bewust worden'.

Dit is mondialisering als hoera-woord. Grenzen verdwijnen of worden van geen belang meer. Er ontstaat een open wereldmarkt en een mondiale cultuur, die alle mensen zo niet tot broeders en zusters maakt, dan toch tot consumenten van hetzelfde. De afbraak van de staat, een onvermijdelijk effect van deze mondialisering, bevrijdt de mensen van politieke dwang - nog altijd zijn de meeste staten in de wereld geen democratieen - en opent het zicht op universele democratie.

Deze zonnige kijk op mondialisering treft men vooral aan bij degenen die dit proces als onvermijdelijk zien. Vreemd is dan wel dat bij het hoera-volkje over mondialisering ook steeds de mening valt te vernemen dat wij er flink aan mee moeten doen. Het doet denken aan de boodschap die Marcel van Dam nu al jarenlang elke donderdag in de de Volkskrant verkondigt: dat 'individualisering' een onontkoombaar proces is en dat wij er daarom alles aan moeten doen om dit te bevorderen, en vooral niet moeten proberen de uitwassen ervan tegen te gaan.

Deze hoera-stemming over mondialisering doet mij denken aan het optimisme van radicale liberalen in de negentiende eeuw over de heilzame gevolgen van volledige vrijhandel. Zij verwachtten daarvan niet alleen algehele verbetering van de welvaart, maar - op hun manier - eveneens het einde van de staat.

Een van hun voornaamste woordvoerders, de Britse politicus en zakenman Richard Cobden, placht zijn redevoeringen te eindigen met de toast 'no foreign politics'. Als internationale betrekkingen alleen nog maar uit economische transacties bestonden, dan was buitenlandse politiek immers overbodig - zo niet onmogelijk.

Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog schreef de Brit Norman Angell een 'globale' bestseller, The Great Illusion (1909), waarvan de strekking in veel opzichten doet denken aan de huidige euforie over mondialisering.

Volgens Angell onttrokken financiele markten zich toen al aan de beperkingen van de staat. 'De kapitalist heeft geen vaderland'. Angells conclusie was dat de internationalisering van de economie tot een zodanige vervlechting van staten had geleid dat daardoor oorlog tussen hen voortaan was uitgesloten.

Daar had hij dus geen gelijk aan. Maar als Angell in dit opzicht een utopist was, dan nam hij toch ook ontwikkelingen waar die zich wel degelijk voordeden. De wereldeconomie was aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog in een aantal opzichten niet minder geintegreerd dan heden ten dage. Economische interdependentie bleek echter geen enkele belemmering voor oorlog.

Het hedendaagse pleidooi voor verdere mondialisering van de economie komt niet voort uit de negentiende eeuwse verwachting dat daardoor oorlog onmogelijk wordt. Het is vooral afkomstig van financieel-economische elites die er garen bij spinnen. Vandaar ook dat de onvermijdelijkheid en wenselijkheid zo gemakkelijk aan elkaar gelijk worden gesteld.

Het is echter zaak niet alleen de negatieve consequenties van mondialisering van de economie in kaart te brengen, maar misschien nog wel meer om zicht te krijgen op de feitelijke kanten van een proces dat zeker niet zo nieuw is als het nu wordt voorgesteld. Professor Lubbers heeft nog heel veel uit te zoeken.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
23-10-1996

« Terug naar het overzicht