GROEIENDE INSTABILITEIT

Op het strand van Quiberon las ik in 1975 The Modern World- System I (later ook in het Nederlands vertaald). De auteur: Immanuel Wallerstein, zoals de naam al doet vermoeden afkomstig uit de Bronx, New York. In de jaren zestig had Wallerstein behoord tot de sociologen die zich stortten op de ontwikkeling van de toen pas onafhankelijk geworden staten in Afrika.

Hij bestudeerde er voormalige Franse koloniën maar merkte al gauw dat de ontwikkeling van deze nieuwe staten helemaal niet kon worden begrepen door alleen binnenlandse factoren in aanmerking te nemen. Ook na onafhankelijkheid maakten ze economisch, cultureel en politiek deel uit van een veel groter netwerk.

Dit bracht hem tot een breuk met het gevestigde denken over internationale politiek, waarin staten op zichzelf staande eenheden zijn. Wallerstein muntte het begrip 'wereld-systeem', om aan te geven dat die staten helemaal niet zelfstandig opereren, maar deel uitmaken van een groter geheel, dat hun afzonderlijk optreden voor een groot deel bepaalt. In deze zin moet hij beschouwd worden als de ontdekker van het fenomeen mondialisering.

Hierbij maak ik een kleine taalkundige kanttekening. In Nederland dreigt 'globalisering' aanvaard te worden als verbale aanduiding voor allerlei transnationale processen. Dit is echter een domme adaptatie van het Engelse 'globalisation'. Als men uitgaat van de betekenis die Van Dale's Groot Woordenboek aan 'globaal' geeft, zou in het Nederlands 'globalisering' inhouden dat de daarmee aangeduide zaken vager en onbestemder worden. In dit verband herhaal ik voor de laatste keer een plaagstoot tegen het taalgebruik van Ruud Lubbers: 'Daarom is er maar één hoogleraar globalisering in Nederland'. Maar inmiddels heeft Lubbers deze aldus omschreven Tilburgse functie neergelegd om de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, te gaan aanvoeren. De UNHCR functioneert mondiaal, maar hopelijk niet globaal.

Als Wallerstein mondialisering heeft ontdekt, dan is hij daarbij naar eigen zeggen vooral geïnspireerd door de Franse historicus Fernand Braudel (1902-1985), die in zijn fameuze studie over het Middellandse Zee-gebied in de zestiende eeuw aantoonde dat dit, ondanks uiteenlopende politieke en religieuze scheidslijnen toch één economisch geheel vormde: een 'économie-monde'.

Wallerstein heeft dit concept, met ideeën van klassieke denkers als Karl Marx en Max Weber, uitgewerkt tot een theorie over mondialisering die begint met de vorming van een kapitalistische economie in West-Europa en een deel van de Amerika's, vijfhonderd jaar geleden. Daarna heeft dit wereld-systeem zich uitgebreid totdat het rond 1900 vrijwel de hele geografische wereld bestreek. (Alleen sommige delen van het Amazonegebied vallen er nu nog buiten, vermoed ik.)

Dit moderne wereld-systeem kent twee gezichten. Aan de ene kant is het een wereldeconomie; daarnaast is het een verzameling van staten, die echter in macht sterk van elkaar verschillen. De rijke kern kent sterke staten, de periferie 'failed states'. Daartussen ligt een semi-perifere zone, van waaruit sommige delen zich in de loop van de geschiedenis zich een weg naar de kern hebben gebaand, zoals de Verenigde Staten in de negentiende eeuw en Japan in twintigste.

Deze wereldeconomie heeft ongekend dynamisch karakter, omdat - anders dan in alle andere en voorgaande systemen - er geen politieke en religieuze belemmeringen bestaan voor het vergaren van kapitaal. Het resultaat totnutoe is een ongekende rijkdom. Al in het begin van de negentiendee eeuw versloeg het moderne wereld-systeem in dit opzicht het Chinese Rijk op zijn hoogtepunt, tot dan het rijkste wereld-systeem in de geschiedenis.

De keerzijde van deze economische dynamiek is sociaal-economische ongelijkheid op een schaal die in geschiedenis ongeëvenaard is. Nooit eerder was de welvaart in de wereld zo schril verdeeld en die ongelijkheid neemt alleen maar toe. Deze onaangename kant van het wereld-systeem wordt dan ook door degenen die ervan profiteren systematisch verdonkeremaand of beschouwd als iets waaraan nu eenmaal niets te doen is.

Wallerstein noemde zijn onderzoeksinstituut naar zijn inspirator. Vorige week mocht ik een van de sprekers zijn op de conferentie ter viering van de 25e verjaardag van het Fernand Braudel Center, gevestigd aan de State University of New York in Binghamton. Het thema van de conferentie was toepasselijk aan Braudel ontleend: de longue durée, de term waarmee deze aangaf dat historici zich op structurele veranderingen over lange termijn moeten concentreren.

De meningen over de toekomst van dit wereld-syteem op een termijn van dertig tot veertig jaar liepen uiteen. Terwijl Wallerstein stelt dat dit zich in een laatste stadium bevindt, betoogden anderen dat de groeiende instabiliteit in de wereld een normaal bijverschijnsel is van het feit dat een hegemoniale mogendheid, nu de Verenigde Staten (eertijds Groot-Brittannië), geleidelijk aan zijn unieke machtspositie verliest, een proces dat dertig jaar geleden begon toen president Nixon de convertibiliteit van de dollar in goud op moest geven.

De origineelste bijdrage aan dit debat verscheen echter al in 1991. Het is A Short History of the Future van William Warren Wagar, die in Binghamton geschiedenis doceert. Geen vrolijk boek.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
17-11-2001

« Terug naar het overzicht