Guantánamo is schande voor de VS

Guantánamo is schande voor de VS

Titel ‘onwettige strijder’ heeft geen basis in het recht
Volkskrant, 27 februari 2006

Dat de waarnemend ambassadeur van de VS niet ingaat op de vraag waarom juist Guantánamo Bay wordt gebruikt, zegt al genoeg, constateert Bart Tromp.

De waarnemend ambassadeur van de Verenigde Staten in Nederland, Chat Blakeman, betoogt dat Guantánamo Bay de beste optie is om de burgers van de VS en van andere landen die doelwit zijn van deze (Al Qa’ida) terroristen te beschermen (Forum, 20 februari). Zijn betoog is verre van overtuigend. Erger is dat de ambassadeur duidelijk maakte dat de huidige regering van de Verenigde Staten willens wetens in strijd handelt met het Amerikaanse recht, evenals met het internationale recht en meer in het algemeen met de beginselen van de rechtsstaat.

Volgens de regering van de Verenigde Staten, zo zette hij uiteen, mogen in Afghanistan gevangen genomen strijders van Al Qa’ida niet als krijgsgevangenen worden beschouwd. Al Qa’ida is immers geen staat en dus geen partij bij de (Derde) Geneefse Conventie over de bescherming en behandeling van krijgsgevangenen. Enkele alinea’s eerder meldt de auteur echter dat Al Qa’ida de oorlog aan de Vertenigde Staten heeft verklaard. Maar alleen staten kunnen in de strikte betekenis van dit woord oorlogen voeren.

Ofwel er is sprake van een oorlog, en dan zijn gevangen genomen strijders krijgsgevangenen, ofwel er is sprake van gevangen genomen misdadigers. Dan geldt het strafrecht. De titel waarop de gedetineerden in Guantánamo Bay gevangen worden gehouden is die van ‘onwettige strijder’. Deze titel heeft geen basis in het recht en het volkenrecht.

Het is vervolgens niet waar dat de gevangenen in Guantánamo bestaan uit Al Qa’ida-strijders die zo gevaarlijk zijn dat ze nergens anders gevangen kunnen worden gehouden. Uit verschillende analyses komt naar voren dat veel van de gevangenen niets met Al Qa’ida te maken hadden. Volgens een onderzoek is niet meer dan 8 procent van de gedetineerden zo geclassificeerd. Dit is een gevolg van het feit dat de Verenigde Staten de voorwaarde van de Derde Geneefse Conventie negeren: een gevangen strijder moet als krijgsgevangene worden behandeld tot dat een ‘daartoe bevoegd tribunaal’ zijn status heeft vastgesteld.

De waarnemend ambassadeur legt niet uit waarom deze gevangenen nu juist in Guantánamo Bay vastzitten. Dat is om hen te onttrekken aan de werking van het Amerikaanse recht. Volgens de redenering van de Amerikaanse regering valt de marinebasis Guantánamo Bay op Cuba daar niet onder, want de basis wordt gepacht van Cuba. Maar als het Cubaans territorium betreft, dan zou op Guantánamo Bay logischerwijs het Cubaanse recht van toepassing zijn.

Deze logica volgen de Verenigde Staten niet. Overigens bepaalt het verdrag van 1903, waarbij Guantánamo Bay aan de VS werd verpacht, dat de VS complete jurisdiction and control over het gebied uitoefenen. De hele redenering is kenmerkend voor de wijze waarop de Amerikaanse regering op slinkse wijze tracht te ontsnappen aan rechterlijke controle over deze gevangenen.

Het doet potsierlijk aan als de plaatsvervangend ambassadeur vervolgens hoog opgeeft van de juridische mogelijkheden van de gedetineerden om bijvoorbeeld hun status aan te vechten. Niet alleen zijn die mogelijkheden zeer beperkt, maar ze zijn ook pas ontstaan naar gerechtelijke procedures waar het Witte Huis zich met hand en tand tegen heeft verzet. Helemaal lachwekkend wordt het wanneer hij stelt dat hun recht op juridische toetsing veel verder gaat dan wat de Conventie van Genève voorschrijft. Want iemand die volgens de Conventie is erkend als krijgsgevangene heeft zo’n recht gelukkig helemaal niet nodig.

Evenzeer is het misleidend en weinig kies om het Internationale Rode Kruis hier op te voeren als een instantie die op grond van zijn inspecties tevreden is met de gang van zaken, alleen al omdat het Rode Kruis zijn rapporten niet openbaar kan maken en zo’n bewering niet kan bevestigen noch ontkennen.

Hij stelt voorts dat de gedetineerden niettemin voor een groot deel de bescherming genieten van de Derde Geneefse Conventie. Ook dit is misleidend. Volgens de Conventie hoeft een krijgsgevangene bij voorbeeld geen andere informatie te geven dan naam, rang en dienstnummer. De gevangenen in Guantánamo zijn echter onderworpen aan brute ondervragingen. Zij genieten hoogstens de nadelen, maar geen van de voordelen van de status van krijgsgevangene.

De opsomming van hun maaltijden (3x per dag), gebedsoproepen (5x per dag), eigen korans, et cetera deed mij onweerstaanbaar denken aan de wijze waarop communistische regimes zich tijdens de Koude Oorlog verweerden. ‘Wij hebben geen concentratiekampen en bovendien worden de mensen er uitstekend behandeld’.

Anders dan de waarnemend ambassadeur beweert, is de huidige regering van de Verenigde Staten helemaal niet duidelijk als het gaat om het verbod op martelen zoals vastgelegd in het Amerikaanse recht en in internationale verdragen. Onmiskenbaar is sprake van systematische pogingen dit verbod te ontduiken. Ik herinner alleen maar aan het felle verzet van de regering tegen het amendement van senator McCain om ‘wrede, onmenselijke en vernederende behandeling van gedetineerden’ te verbieden. In Guantánamo Bay is sprake van goed gedocumenteerde vormen van systematische marteling, uitgevoerd onder het mom van ‘speciale ondervragingstechnieken’. Dwangvoeding van hongerstakers door het met geweld inbrengen van slangen door de neus en hen daartoe in een stoel vastbinden is daar het meest actuele voorbeeld van.

De beginselen van de rechtsstaat zijn niet ingewikkeld. Niemand is schuldig totdat dat bewezen is. Niemand mag gevangen worden gehouden anders dan op grond van duidelijke verdenking. En dan volgt een eerlijk proces. Met deze beginselen veegt de Amerikaanse regering de vloer aan. Ze matigt zich het recht aan mensen zonder uitzicht op een rechtsgang voor onbepaalde tijd onder onmenselijke omstandigheden gevangen te houden. Voor de duur van een zogeheten oorlog, maar aan oorlogsregels wil ze zich niet houden.

Los van deze morele en juridische aspecten valt te constateren dat ‘Guantánamo Bay’ niet nuttig is ter bescherming tegen terrorisme. Integendeel, het is het motief bij uitstek geworden voor de rekrutering van islamitische terroristen. Het is het symbool van een Amerika dat zijn reputatie als land van vrijheid en democratie verspeelt. ‘Guantanamo Bay’ werkt in alle opzichten contraproductief voor de Verenigde Staten.

Wat is het alternatief, vraagt de waarnemend ambassadeur zich af. Dat ligt voor de hand: de weg van het recht, zoals president Bush jr op 11 september 2005 aankondigde: de daders van de aanslagen worden opgespoord en voor de rechter gebracht. Maar volgens de waarnemend ambassadeur zou dit ‘het internationale recht op zijn kop’ zijn.

Als ik hem goed begrijp, omdat hij het moeilijk acht op steekhoudende gronden ‘deze terroristen’ te veroordelen. Zo bevestigt hij de hele teneur van het beleid van zijn regering. Dit is pas echt het recht op zijn kop: iedereen die op een of andere manier door de Verenigde Staten wordt gepakt (of gekocht), is per definitie schuldig en kan zonder vorm van proces voor altijd worden opgesloten.

Hoe is het mogelijk dat een regering van de Verenigde Staten zozeer en zo welbewust de beginselen van democratie en rechtsstaat verzaakt?

Bart Tromp is bijzonder hoogleraar in de theorie en geschiedenis der internationale betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam en als Visiting Senior Fellow verbonden aan instituut Clingendael.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
De Volkskrant
Datum verschijning
27-02-2006

« Terug naar het overzicht