Heerschappij van rijken

Tellen is moeilijk en vergissen is menselijk. Dit geldt ook voor deze kant van de Atlantische Oceaan. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1990 kreeg een extreem-rechtse partij in Den Haag tien stemmen meer dan nodig om een zetel te verwerven. Daarop volgde een algehele hertelling, in de hoop dat door telfouten op te sporen dit geboefte alsnog van die raadszetel af te houden. Maar de hertelling leverde dit zo'n vijfhonderd stemmen extra op. De antifascisten in de stembureau's hadden vrij systematisch stembiljetten die niet helemaal correct waren ingevuld in het geval van stemmers op deze partij ongeldig verklaard.

Wat er de afgelopen weken in de Verenigde Staten is gebeurd is echter van een andere orde dan per ongeluk of moedwillig gemaakte telfouten. In Amerika wordt nu gedaan alsof het bij de presidentsverkiezingen ging om een ongelukkige samenloop van omstandigheden die nu gelukkig achter de rug is. Het verloop van de campagne en de wijze waarop George W. Bush jr uiteindelijk president wordt doet echter meer dan twijfel oproepen over de kwaliteit van de democratie in Amerika. Zij bevestigen de opvatting van commentatoren als William Pfaff en David Broder, die al eerder stelden dat de invloed van het grote geld op de politiek in de VS de democratie heeft ondermijnd en van Amerika een plutocratie, een heerschappij van de rijken, gemaakt.

De transformatie van democratie in plutocratie heeft allereerst vorm gekregen door de kanker van de Amerikaanse politiek: de financiering van verkiezingscampagnes. Deze heeft nu vormen aangenomen die maken dat een senator of lid van het Huis van Afgevaardigden een groot deel van zijn tijd moet besteden om geld in te zamelen voor zijn (her)verkiezing. De gulle gevers zijn of vertegenwoordigen grote ondernemingen en rijke pressiegroepen, die zo in feite hun woordvoerders kopen. George Bush jr was vanaf vorig jaar de gedoodverfde Republikeinse kandidaat, omdat hij al meteen meer kapitaal tot zijn beschikking had dan alle andere kandidaten bij elkaar.

De keerzijde van deze symbiose tussen kapitaal en politiek is dat de minst vermogende helft van de Amerikaanse bevolking niet meetelt en ook niet meer meedoet, zelfs niet bij presidentsverkiezingen, waaraan deze keer 51,2% van de kiesgerechtigden deelnam. Bij andere verkiezingen in Amerika ligt het opkomstpercentage nog veel lager.

Het tweede symptoom van plutocratisering is bij deze verkiezingen goed duidelijk geworden. Het Amerikaanse kiesstelsel garandeert geen 'free en fair elections', maar discrimineert systematisch arme en gekleurde bevolkingsgroepen. Zij moeten gebruik maken van ondeugdelijke stemmachines, die garanderen dat een substantieel deel van hun stemmen niet meetelt. (31 procent van de kiezers in de VS is op zulke machines aangewezen.) Zij krijgen ontoereikende informatie of worden zelfs, zoals in Florida, geïntimideerd om niet te stemmen. In die staat zijn ook door een particuliere onderneming duizenden uit deze groepen ten onrechte niet als kiezer geregistreerd.

Het derde symptoom is dat het Republikeinse deel van de Amerikaanse politieke elite nu heeft gedemonstreerd niet van zins te zijn zich aan de geschreven en ongeschreven spelregels van democratie en rechtsstaat te houden wanneer dat niet uitkomt. Pas nu begint bijvoorbeeld duidelijk te worden hoezeer gouverneur Jeb Bush het staatsapparaat van Florida heeft gebruikt om na de verkiezingsdag de Democraten tegen te werken, en de Republikeinen te helpen bij hun pogingen het tellen van de stemmen onmogelijk te maken. Het Republikeinse politieke establishment heeft er alles aan gedaan om een eerlijke verkiezingsuitslag onmogelijk te maken. Het schrok zelfs bij monde van sommige zegslieden niet terug voor de postmodernistische stelling dat eerlijke verkiezingen per definitie niet mogelijk zijn. Het Hooggerechtshof was bereid zijn status als onafhankelijke derde macht op te geven, zijn traditionele terughoudendheid zich in de rechten van staten te mengen te laten varen, en de obstructie van de Republikeinen te belonen door in meerderheid te stellen dat er geen tijd meer was om alsnog tot een eerlijke verkiezingsuitslag te komen. Tot die meerderheid behoorden uiteraard niet alleen opperrechters die indertijd door pa Bush waren benoemd, maar ook twee - Scalia en Thomas - van wie twee zoons, respectievelijk de echtgenote rechtstreeks betrokken waren bij de campagne van Bush jr.

Dit alles is geen binnenlandse kwestie. De machtigste staat ter wereld krijgt een president die niet gekozen is. Dat tast de geloofwaardigheid van de Amerikaanse politiek ten diepste aan. Het Republikeinse establishment betaalt die prijs: arrogantie en isolationisme. Hoe hol klinken nu de beroemde woorden van Bush' Republikeinse voorganger Abraham Lincoln over een Amerika met een 'government of the people, by the people, and for the people.'

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
28-12-2000

« Terug naar het overzicht