Herdenking is disciplinering
Er zit een eigenaardige kant aan het Grote Herdenken. Naarmate oorlog en bezetting verder in het verleden terugzakken, lijkt de herinnering eraan steeds belangrijker te worden. Het heeft er veel van dat er in het afgelopen jaar een ware jacht is ontstaan op voorvallen en ebeurtenissen die herdacht kunnen worden. Langzamerhand heeft elke groepering of maatschappelijke organisatie wel iets gevonden, dat naar 40 jaar geleden verwijst, en nu gevierd moet worden. Een kolossale markt in oorlogsherinneringen is ontstaan, en de vraag lijkt het aanbod nog steeds te overtreffen.
Nu zou men eerder het omgekeerde hebben verwacht: dat het herdenken in de loop van de jaren af zou nemen, totdat de Tweede Wereldoorlog niets meer zou zijn geworden dan geschiedenis. Daar aangekomen resten nog slechts een paar data, weggesleten inscripties op monumenten, met duivenpoep bedekte standbeelden, straatnamen, en misschien een paar tot folklore geworden feesten.
Aldus viert Engeland nog steeds de mislukking van het Buskruitkomplot, door op 5 november, Guy Fawkes-dag, massaal vuurtjes te stoken. De snode samenzwering van Fawkes en zijn rotgenoten vond plaats in 1605. Dichterbij en meer voor de hand liggend als vergelijkingsmateriaal ligt de Eerste Wereld‑Oorlog. Van die oorlog zijn de laatste veteranen nu aan het uitsterven. Het herdenken van Wapenstilstandsdag, 11 november 1918, vindt in landen als Groot-Brittannië en Frankrijk nog steeds plaats, maar ook steeds minder: The Great War is bezig definitief geschiedenis te worden.
Door een wijziging in het Duitse aanvalsplan bleef Nederland buiten de Eerste Wereldoorlog. Die hebben wij dan ook nooit hoeven herdenken, zodat de gedachte opkomt dat de hartstochtelijke hedendaagse viering van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog misschien ook wel te maken heeft met het feit, dat er hier verder niets te herdenken valt. Men kan moeilijk de Tiendaagse Veldtocht af gaan stoffen, en men moet tot Napoleon teruggaan voor een eerdere oorlog, en bezetting van Nederland. Het schijnt dat de bevrijding van het Franse juk nog tot tegen 1900 officieel herdacht is. Als dat inderdaad zo geweest is, dan kent het Grote Herdenken van nu een omineus precedent. Maar ligt een andere verklaring niet meer voor de hand?
Een 40-jarig jubileum heeft onvermijdelijk de ondertoon dat hier het zekere genomen wordt om het onzekere niet af te hoeven wachten. Vijftig jaar - een veel natuurlijker getal, maar of het bruidspaar dat haalt is nog maar de vraag. Zo is het ook nu gesteld. Veertig jaar is het veiliger herdenken. Over tien jaar is de generatie die toen net volwassen werd op haar beurt aan het uitsterven en aftakelen. Zo is 1985 de laatste kans om de oorlog nog te herdenken met hen die hem zelf beleefden. Vandaar die 200 boeken, die talloze televisieseries, die lawine van artikelen en interviews welke een eigenaardige invulling betekenen van de beroemdste dichtregels van Leo Vroman. Het element van `de laatste kans' is van gewicht. Maar toch verklaart het volgens mij dit Grote Herdenken niet helemaal, en zelfs niet voor het grootste deel.
Kern van de zaak is, dat de Tweede Wereldoorlog van een historisch verschijnsel getransformeerd is in een mythe, misschien wel het enige model van goed en kwaad dat door niemand nu betwist wordt. Wie kan aantonen in de oorlog 'goed' te zijn geweest; die met terugwerkende kracht succesvol kan pretenderen dat hij in de oorlog desnoods 'goed' zou zijn geweest als hij in de situatie van toen had verkeerd, die zit moreel goed. Omgekeerd werkt het model ook, en steeds sterker. In de jaren '50 konden mensen met een twijfelachtige staat van dienst in de oorlog, als Staf en De Quay, zonder probleem minister en minister-president worden; om al heel wat minder werd Aantjes twintig jaar later uit de politieke elite gestoten. Hoe verder de Tweede Wereldoorlog achter ons ligt, hoe scherper de daaraan ontleende maatstaven van goed en kwaad worden gehanteerd. De historische werkelijkheid die veel dubbelzinniger is, heeft plaatsgemaakt voor een moreel model van een kaliber dat de traditionele godsdienst allang niet meer levert.
Dit verklaart de tomeloze jacht van onze dagen op 'fascisme' en 'racisme'; een jacht, waarin het hoogste argument steeds dit is: dat men het gewraakte doelwit langs welke sluipweg dan ook met Hitler en de zijnen in verband kan brengen. Alles wat er nu gebeurt blijkt dan een bleke schaduw van wat in '40-'45, of in de tijd die daaraan vooraf ging, is gebeurd. Hier ligt dan ook, veel meer dan in het feit dat Nederland er niet bij betrokken was, het verschil met de Eerste Wereldoorlog. Nooit is die in deze mate een moreel model geworden, nooit een toetssteen voor elk politiek standpunt.
Het steeds intenser herdenken van de Tweede Wereldoorlog heeft in ons land duidelijk steeds meer een ideologische functie gekregen. Historische feiten en herinneringen moeten nu dienst doen om de morele mythe te ondersteunen. Het ritueel van het herdenken wordt zo een mechanisme van een disciplinering die erop gericht is het heden alleen nog maar te zien in de veronderstelde morele categorieën die het verleden ons geleerd heeft.
Het Parool, PS Bevrijdingsnummer 4 mei 1985
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 04-05-1985