Het B-team in actie
IN JANUARI 2002 WAS mijn prognose dat een oorlog van de Verenigde Staten tegen Irak - al dan niet gesteund door andere landen - onafwendbaar was.
Begin dit jaar hield ik de mogelijkheid open dat het toch niet zo ver zou komen. Nu acht ik de waarschijnlijkheid dat de VS voor april Irak aanvallen zeer groot.
Deze wisselende oordelen zijn mij op heel wat kritische opmerkingen komen te staan. Politieke analyse is echter geen waarzeggerij, maar steunt op lezing van ontwikkelingen die zelf vaak allesbehalve consistent zijn.
In dit geval ligt die inconsistentie bovenal bij de regering-Bush, en wel in twee opzichten. George W. Bush werd (op een eigenaardige manier) president van de VS zonder enig benul van buitenlandse politiek. De gemankeerde zakenman beschikte toen hij werd gekozen trouwens ook maar over enkele jaren binnenlandse politieke ervaring.
Dat is op zichzelf geen onoverkomelijk bezwaar. Bush vindt echter dat hij niets hoeft te weten, omdat hij op basis van instinct en intuitie wel tot een juist besluit komt. De prijs die hij daarvoor in het geval van de door hem voorgenomen oorlog tegen Irak betaalt, is dat hij niet beschikt over een steekhoudende argumentatie om anderen te overtuigen.
Het begon met Bush' proclamatie van een 'as van het kwaad', waarmee Irak, Iran en Noord-Korea over een kam werden geschoren. Politieke nonsens van de ergste soort, die nu in Washington stilletjes wordt voorgesteld als de misser van een tekstschrijver. Vervolgens nam de president Irak in het vizier, met als doel een regime change, waarbij hij met wisselende nadruk de 'dreiging' van Iraakse massavernietigingswapens aanvoerde. De boodschap was daarbij dat de Verenigde Staten dit varkentje op eigen houtje zouden wassen.
In september vorig jaar maakte Washington een draai van 180 graden. Het koos nu voor de Verenigde Naties als instrument om Saddam Hoessein het mannenweer aan te zegen. Dat lukte via de unaniem in de Veiligheidsraad aangenomen Resolutie 1441, die van Irak eiste dat het de VN-wapeninspecteurs zou laten terugkeren, onder strengere voorwaarden dan die waaronder de inspecties tot 1999 waren uitgevoerd. Tegelijkertijd behielden de VS zich zowel het recht voor zonder een expliciet mandaat van de Veiligheidsraad Irak aan te vallen, als om dit te doen buiten de VN om.
De tweede onvoorspelbare factor - die niet los staat van de eerste: deze president - is de verdeeldheid onder zijn ministers en adviseurs. Het zijn in overgrote meerderheid haviken (nooit eerder hebben die in een Amerikaanse regering de overhand gehad), maar zij zijn zelf onderling verdeeld in twee kampen, die door Ivo Daalder, een Amerikaans politiek analyticus van Nederlandse afkomst, zijn getypeerd als 'democratische imperialisten', respectievelijk 'assertieve nationalisten'.
De eersten menen dat de VS hun militaire overmacht moeten gebruiken om Saddam Hoessein te elimineren, maar ook om daarna in Irak en uiteindelijk in het hele Midden-Oosten democratische regimes af te dwingen. Misschien is het geen toeval dat men onder de ideologen van deze factie nogal wat ex-communisten aantreft, die nogal er altijd van overtuigd zijn dat de samenleving politiek maakbaar is.
De 'assertieve nationalisten' (aangevoerd door vice-president Dick Cheney en minister Donald Rumsfeld van Defensie) willen Saddam Hoesein ook weg hebben, maar wat er daarna met Irak gebeurt, is hun zorg niet. Hun zorg is het behoud en de versterking van Amerika's positie in wereld en zij willen daarbij niet worden gehinderd door internationale verdragen en afspraken, of door bondgenoten die ook wat te zeggen willen hebben. Militaire macht volstaat.
De tegenstelling tussen deze twee facties verklaart de wisselvalligheid van de Amerikaanse opstelling meer dan die tussen de haviken en de veel zwakkere factie die wordt aangevoerd door minister Colin Powell van Buitenlandse Zaken. Amerika's voormalige topmilitair (en Vietnam-veteraan) is geen voorstander van deze oorlog. De haviken zijn echter vrijwel allemaal burgers zonder oorlogservaring. De meesten zorgden ervoor niet in Vietnam te hoeven dienen. Beste voorbeeld is de huidige president zelf, die dankzij zijn vaders relaties een diensttijd niet in Vietnam kon ontlopen door in de Nationale Garde piloot te worden in het 'champagne-squadron' van Texas.
Ik vind het tamelijk weerzinwekkend dat dit B-team zo ten koste van alles afstuurt op een oorlog.
PS: In mijn vorige column stelde ik dat de PvdA op 22 januari de op drie na slechtste verkiezingsuitslag uit haar geschiedenis heeft geboekt. Een trouwe lezer wees mij erop dat dit niet juist is. De partij deed het vijf keer slechter dan nu: in 1948, 1967, 1971, 1994 en 2002. Het was het CDA dat het op drie na slechtste resultaat uit de veel langere geschiedenis van de confessionele partijen behaalde (na 1994, 1998 en 2002).
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 30-01-2003