Het einde van het begin

MET HET VREDESAKKOORD van Dayton is de eerste fase van de Joegoslavische oorlog beeindigd. Dat einde is alleen maar mogelijk geworden door de grootscheepse luchtaanvallen van de Navo op de Bosnisch-Servische stellingen. Die werden pas uitgevoerd nadat de oorlog bijna vier jaar lang had kunnen woeden.

Want al die jaren heeft het Westen in het algemeen en Europa in het bijzonder de oorlog op zijn beloop gelaten, ook al bestond die oorlog voornamelijk uit het door Servische militairen bombarderen, terroriseren en uitmoorden van Bosnische burgers. In feite was wat er in Bosnie-Hercegovina gebeurde niet een oorlog, maar een weloverwogen en van boven af georganiseerde campagne van genocide.

Steeds weer is dat hier ontkend, en stelde men het voor alsof het ging om een burgeroorlog, die voortkwam uit eeuwenoude 'etnische' tegenstellingen. Daartegen valt, zoals bekend, niets te doen, zeker niet op de Balkan. Hoogstens kan men proberen humanitaire hulp te verlenen, op basis van strikte neutraliteit. Hiertoe werd Unprofor in het leven geroepen, de United Nations Protection Force.

Deze naam was al even misplaatst als die van de later geproclameerde 'safe areas'. Unprofor beschermde niemand, op den duur niet eens zichzelf, en nergens was het onveiliger dan in de door Unprofor beschermde 'veilige gebieden'. Maar daarvoor was de VN-vredesmacht ook niet bedoeld, althans niet door de voornaamste krachten achter deze constructie, Groot-Brittannie en Frankrijk. Die was het erom te doen elke kans uit te sluiten op een westerse militaire interventie om in Bosnie vrede af te dwingen. Niets bevorderde dat meer dan de stationering van vele duizenden slecht bewapende blauwhelmen.

Militaire interventie, dat zou immers inhouden dat tenminste vijftigduizend man Navo-gevechtstroepen naar Bosnie gestuurd zou moeten worden. Militaire interventie, dat zou tot niets leiden, alleen maar tot een vastlopen in een ondoorgrondelijk moeras, terwijl een duidelijk politiek doel ontbrak. Om dat te verhinderen werden er tienduizenden VN-militairen (als iedereen zijn beloften was nagekomen waren het er meer dan vijftigduizend geweest) in Bosnie gelegerd, die zonder een duidelijk politiek doel langzamerhand in een uitzichtloos politiek moeras wegzakten.

Srebrenica betekende het eind van deze politiek. Nu is het Westen wel bereid om zestigduizend man gevechtstroepen naar Bosnie-Hercegovina te sturen. Als die bereidheid vier jaar geleden had bestaan, was dat waarschijnlijk genoeg geweest om de dood van een kwart miljoen mensen en het verjagen van nog eens twee miljoen mensen te voorkomen.

Nu moeten die troepen toezien op een vredesakkoord dat - voorzover ik dat nu kan beoordelen, zonder de kleine lettertjes te hebben gelezen - slechter en onrechtvaardiger is dan alle voorgaande vredesplannen, uitgezonderd het plan-Owen/Stoltenberg, dat neerkwam op feitelijke opdeling van Bosnie in drie 'etnische zuivere' deelstaten.

Het enige goede van het vredesakkoord is dat het een eind aan de oorlog maakt. Maar opgelost is er niets, noch in Bosnie-Hercegovina, noch in de rest van voormalig Joegoslavie. De constructie van een federale staat met twee streng gescheiden delen op 'etnische' basis is wankel en gedoemd geen stand te houden. Niet alleen worden hiermee de 'etnische zuiveringen' in Bosnie gelegitimeerd, maar dat gebeurt nu ook met die in de rest van het voormalige Joegoslavie. De vlucht en verjaging van vrijwel alle Servische Kroaten uit Krajina is nu onomkeerbaar, zodat de etnische nationalisten die in Kroatie aan de macht zijn, hun weerzinwekkende zin krijgen.

Het vredesakkoord biedt echter niet eens het begin van oplossing van het centrale probleem van voormalig Joegoslavie: dat Milosevic en zijn partij hun machtspositie baseren op het ontzeggen van de rechten en voorrechten die zij opeisen voor de Serviers buiten het eigenlijke Servie, aan de minderheden daarbinnen: de Albanezen in Kosovo, de Hongaren in Vojvodina, de moslims in de Sandzak van Novi Bazar, en al die andere groepen, die te zamen bijna een derde van de bevolking van het huidige Klein-Joegoslavie uitmaken.

Diezelfde Milosevic vormt het duistere punt in het vredesakkoord, want dit is gebaseerd op de hoop dat hij zich deze keer aan zijn woord houdt. Alleen al het feit dat hij daar in Dayton ook namens de Bosnische Serviers onderhandelde, bewijst dat dit een illusie is. De laatste anderhalf jaar ging de diplomatie van Verenigde Naties en het Westen immers uit van de stelling dat er een diepe kloof was ontstaan tussen Milosevic en de leiders van de Bosnische Serviers.

Om die stelling vol te houden zijn alle aanwijzingen van het tegendeel systematisch genegeerd, ontkend of, als dat niet lukte, gebagatelliseerd. De aanwijzingen daarvoor zijn overstelpend. De aanval op Srebrenica is, om maar iets te noemen, in Belgrado beraamd en voor een groot deel uitgevoerd door reguliere eenheden van het Klein-Joegoslavische leger. Op dit moment zijn technici van datzelfde leger druk bezig het door de Navo gebombardeerde Bosnisch-Servische luchtverdigingssysteem te repareren, terwijl Milosevic in strijd met zijn beloften gewoon doorgaat met het bevoorraden en uitrusten van het zogenaamde Bosnisch-Servische leger. De Verenigde Naties en de Verenigde Staten doen alsof hun neuzen bloeden, 'om het vredesproces niet in gevaar te brengen'.

Op de televisiebeelden uit Dayton zag ik voor het eerst in maanden Carl Bildt, die daar ook aan tafel zat en mee mocht tekenen. Hij was tenslotte onderhandelaar namens de Europese Unie. Indertijd weigerden de VN-gevolmachtigde Akashi en Unprofor-commandant Janvier het verzoek om luchtsteun bij Srebrenica, omdat optreden tegen de Servische aanval de onderhandelingen die Bildt op dat moment met Milosevic voerde, nadelig zou kunnen beinvloeden.

Nee, het is nog lang niet voorbij in voormalig Joegoslavie.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
22-11-1995

« Terug naar het overzicht