Het fiasco van Korfoe

AL SINDS JAAR en dag wordt Francois Mitterrand in Parijse kringen aangeduid als 'de Florentijn'. Het is een bijnaam die hij niet te danken heeft aan kunstzinnige exercities, maar die verwijst naar Nicolo Machiavelli, van 1498 tot 1512 Eerste Secretaris van de Republiek Florence en auteur van Stalins lievelingsboek Il Principe (De Heerser). Centraal in dit korte traktaat staat het verwerven en behouden van macht en niemand kan ontkennen dat Mitterrand daarin een meester is. 

Als hij straks heengaat als president, heeft hij langer dan wie ook sinds Napoleon III in Frankrijk de hoogste macht uitgeoefend. Net voor de Europese top in Korfoe verdween zijn eeuwige rivaal binnen de Parti Socialiste, Michel Rocard, van het toneel, zonder dat dit Mitterrand rechtstreeks kon worden toegerekend. 

Maar in Korfoe beleefde Mitterrand zijn fiasco, ook al wist hij volgens de beginselen der Florentijnse staatkunde daar allereerst Helmut Kohl voor te laten opdraaien.

Volgens een voorspelbaar patroon heeft het echec van 'onze Ruud' in dit land een hele fabriek van commentatoren aan het werk gezet, die de wereldvreemde Nederlanders en hun wereldvreemde diplomatieke vertegenwoordigers uitleggen dat de kandidatuur van Lubbers tot mislukken was gedoemd en dat wij niet 'een te grote broek' moeten willen aantrekken. 

Het bontst maakt het Paul Scheffer in NRC Handelsblad, die er in een en dezelfde column in slaagt Nederland te verwijten dat het zich volstrekt isoleert door het gezelschap van Groot-Brittannie te kiezen (wat feitelijk niet eens waar is) en daarna besluit dat in de Europese Unie de zaken - zoals het voorzitterschap van de Europese Commissie - geregeld moeten worden op basis van consensus tussen Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannie. Deze misser is niettemin exemplarisch, want hij demonstreert de inconsistentie van de kenners van de toestand in de wereld, die ons nu voorhouden dat Nederland zich om allerlei redenen beter meteen bij het Frans-Duitse dictaat had kunnen neerleggen. 

Die inconsistentie bestaat eruit dat zij er voetstoots van uitgaan dat dit dictaat met Nederlandse instemming tot eenstemmigheid over de kandidatuur-Dehaene had geleid. Dit nu is een volstrekte miskenning van de situatie. De grove Frans-Duitse manoeuvre bruskeerde niet alleen Nederland, maar ook andere lidstaten en natuurlijk vooral Groot-Brittannie. Kohl en Mitterrand waren blijkbaar vergeten dat Jacques Delors pas voorzitter van de Europese Commissie kon worden na een Brits veto tegen Claude Cheysson, toen de officiele Franse kandidaat. Ook na Korfoe bestonden Bonn en Parijs het om nog een paar dagen vol te houden dat er eigenlijk niets aan de hand was, dat Dehaene met een stemmenverhouding van 11-1 de vanzelfsprekende kandidaat voor het voorzitterschap bleef.

In dit land put vervolgens iedereen zich uit om de schuld voor het zoveelste echec van de vaderlandse diplomatie te bepalen. In 1978 is Kohl door Nederlandse jongeren onheus behandeld op de televisie (Bolkestein), de Nederlandse diplomatie weet niet hoe slecht ze is (Scheffer) en Le Monde bracht als mogelijk bezwaar tegen de kandidatuur-Lubbers naar voren dat deze Engels sprak. Tussen deze polen bewoog zich de analyse. 

Die slaat in al zijn variaties nergens op als men in aanmerking neemt dat Kohl nog niet zo lang geleden Lubbers als een geschikte kandidaat zag. Dat is ook niet verwonderlijk. Lubbers heeft niet alleen inhoudelijk uitstekende papieren voor het voorzitterschap van de Commissie, hij was zonder twijfel een kandidaat geweest die zonder veel problemen met eensgezindheid in Korfoe was aangewezen.

De wezenlijke vraag is daarom wat Mitterrand bezield heeft om met Kohl een kandidaat naar voren te schuiven op een manier die voorspelbaar tot rotzooi en verdeeldheid en uiteindelijk dus tot een fiasco moest leiden. Want ook zonder de rabiate anti-Europa-factie in de Conservatieve Partij zou John Major het zich niet hebben kunnen permitteren door Bonn en Parijs voor een voldongen feit te worden gesteld.

Het fiasco van Korfoe is in de eerste en de laatste plaats een fiasco van de Franse en de Duitse diplomatie. Men kan de teerheid van de Frans-Duitse as en zijn belang voor de Europese eenheid niet genoeg in het oog houden, zonder de grofheid waarmee deze in dit geval is beschermd te waarderen. De verhouding 11-1 in Korfoe was geen reele weerspiegeling van de opvattingen - veel regeringsleiders gaven hun stem aan Dehaene in de wetenschap dat er toch een Brits veto zou volgen. 

Dit veto stond vast op het moment dat Kohl en Mitterrand hun kandidaat in Mulhouse lanceerden - al hun latere ontkenningen ten spijt dat zij dat niet hadden gedaan. Als zij daar Lubbers naar voren hadden geschoven, was het ook mis gegaan. Dat is de kern van de zaak.

De fout van Lubbers, en van de Nederlandse diplomatie, is waarschijnlijk geweest dat hij als tegenkandidaat naar voren is geschoven. Als Lubbers op de achtergrond was gebleven, was hij de vanzelfsprekende voorzitter geweest nadat John Major Jean-Luc Dehaene had gewraakt.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
29-07-1994

« Terug naar het overzicht