Het Franse Europa
'Europa' begon in het begin van de jaren vijftig als de Europese Kolen- en Staalgemeenschap, een project van zes staten. Overwegingen van politieke democratie speelden toen geen rol. Pas later is bij de Europese instellingen enige ruimte aan democratie gegeven. Kenmerkend is echter dat het Europese Parlement die naam al kreeg (1958) ver voordat de leden ervan rechtstreeks werden verkozen (1979). Ook nu nog beschikt het niet over de bevoegdheden van een echt parlement. Zo is men ook gaan spreken van 'de Europese Gemeenschap', waar het in feite ging om de Europese Economische Gemeenschap.
Met zulke verdoezelende naamgeving werd verhuld dat 'Europa' een vooral technisch-bureaucratisch geheel is, dat in de kern draait om economische integratie. De suggestie is steeds dat Europese samenwerking gericht is op de vorming van een politieke gemeenschap. Sinds het Verdrag van Maastricht (1992) heet het geheel dan ook 'de Europese Unie'. Maar alweer correspondeert de naam niet met de werkelijkheid. Wel met de vreemde vooronderstelling dat economische samenwerking tot politieke integratie leidt.
Sinds de jaren vijftig is 'Europa' stapsgewijs gegroeid van zes naar vijftien lidstaten. Dat heeft de werking van de Europese instituties aanzienlijk gecompliceerd. Met zijn zessen vergaderen en tot een besluit komen is nu eenmaal gemakkelijker dan met vijftien. De Europese Unie kampt daarom al jaren met het vraagstuk hoe zijn institutionele structuur aan te passen aan het feit dat het aantal lidstaten bijna drie keer zo groot is als oorspronkelijk het geval was.
Maar dat vraagstuk vormt de schil voor een ander, nog belangrijker probleem: welke politieke vorm moet 'Europa' op termijn krijgen? De Duitse minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer gooide vorig jaar de knuppel in het Brusselse hoenderhok, door te pleiten voor de uiteindelijke vorming van een Europese Federatie. Niemand vond dat leuk. In Groot-Brittannië staat op het openlijk gebruik van het 'f-word' (federatie) de politieke doodstraf. In Frankrijk viel het betoog van Fischer al helemaal verkeerd. Dat is begrijpelijk, want zeker voor Frankrijk is deelname aan het Europese project altijd een middel geweest om de positie van de Franse staat te versterken. Niet een stap op weg naar een supranationaal Europa.
Dit gegeven wordt nog eens pijnlijk onderstreept in een boek dat de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Hubert Védrine, het licht heeft doen zien, Les cartes de la France à l'heure de la mondialisation. Védrine onderscheidt daarin vijf soorten staten: 'hypermogendheden' - daarvan is er maar één, de Verenigde Staten; mogendheden met wereldwijde invloed (Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland, Rusland, China, Japan en India), mogendheden, gewone staten en pseudo-staten. De meeste lidstaten van de Europese Unie zijn in de ogen van Védrine 'gewone staten', van geen belang, omdat zij geen invloed op hun omgeving kunnen uitoefenen. Vervolgens legt hij uit dat van de drie 'grote mogendheden' in Europa Duitsland niet meetelt.
Dan blijven het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk over. Maar de eerste is al tezeer onderdeel geworden van de culturele en economische ruimte die de hypermogendheid beheerst. Zo blijft alleen Frankrijk over als Europese mogendheid die er wat toe doet in de wereld.
Het beeld dat Védrine schetst van Frankrijk in de wereld lijkt mij representatief voor de Franse politieke elite. In dat beeld is geen plaats voor een federaal Europa, alleen voor een Europa waarin Frankrijk politiek de richting bepaalt en de maat slaat. Het is een fata morgana van illusionisten die menen Realpolitik te bedrijven.
Dit verklaart voor een deel waarom er sinds 'Maastricht' eigenlijk geen wezenlijke vooruitgang is geboekt bij de politieke integratie van Europa. Vorig jaar november, op de Europese top in Nice, kwam nog eens duidelijk naar voren dat Frankrijk daar inderdaad niet in is geïnteresseerd.
Waar echter niemand over spreekt is dat het Europese project welbewust in de richting van zijn mislukking wordt gedreven. Namelijk door het roekeloze besluit over enkele jaren twaalf nieuwe lidstaten toe te laten. De meeste daarvan zijn dan in het geheel niet klaar voor toetreding. Daarvoor is onder andere nodig dat zij de wet- en regelgeving die in de Europese Unie geldt, verwerkt hebben in eigen wetten en regels - en de daarop gebaseerde praktijk. Dat lukt niet, met als gevolg een quasi-Europese markt vol corruptie.
Een andere consequentie is dat de bestaande Europese instituties, zoals Commissie, Hof van Justitie en Rekenkamer, de plotselinge uitbreiding van vijftien naar 27 lidstaten niet in hun huidige vorm kunnen overleven.
De uitbreiding van de EU is met andere woorden een probaat instrument om de politieke eenwording van Europa te saboteren.
Bart Tromp
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 12-04-2001