HET FRIESE BELANG

Het Fries Genootschap werd 175 jaar geleden opgericht en is karakteristiek voor de uitvinding van het verleden die in het post-napoleontische Europa als een epidemie om zich heen greep. De grote winnaars waren de nationale staten, die ervoor zorgden over een taal, cultuur en geschiedenis te beschikken die met terugwerkende kracht gelding kregen. Het fonkelnieuwe Koninkrijk der Nederlanden (1815) eigende zich een geschiedenis toe die begon met de in beestenvellen gehulde Batavieren in boomstammen op de Rijn, vijftig jaar voor de geboorte van Christus.

De negentiende eeuw was de eeuw van de natievorming, ook in Nederland, dat werd voorzien van een standaardtaal, een eenheidstijd (dankzij het spoorwegnet) en een nationale cultuur. In 1819 kreeg het op initiatief van admiraal Jan Hendrik van Kinsbergen (1735-1819), graaf van de Doggersbank, een eigen volkslied, het Wien Neerlands bloed door de ad'ren vloeit, dat pas in de jaren dertig van de vorige eeuw werd vervangen door Het Wilhelmus.

De verliezers waren de regio's, waar eenzelfde zoektocht naar een historisch verantwoorde eigen identiteit op gang was gekomen. Een dialect is wel gedefinieerd als een taal zonder leger. Wat dat betreft is Friesland er nog goed afgekomen, met een taal die uiteindelijk als gelijkwaardig aan het Nederlands is erkend. Maar voor de rest is de constructie van het Friese een kwestie van folklore geworden, ondergeschikt aan en onderdeel van de Nederlandse identiteit - en geen alternatief ervoor.

Het Fries Genootschap vierde zijn jubileum in Leeuwarden met een symposium waarin de kwestie van Friese, nationale en Europese identiteit nader moest worden belicht. Dat lag in zekere zin voor de hand. Al ruim een halve eeuw is in West- Europa sprake van een proces van integratie, waarin de nationale staat soevereiniteit afstaat aan bovennationale, Europese instituties. Moet dat er niet toe leiden dat de nationale staat zijn exclusiviteit verliest als het gaat om de loyaliteit van de burgers? En als dat zo is, ligt het dan niet voor de hand dat die loyaliteit zich deels naar het Europese, deels naar het lokale, regionale niveau verplaatst?

De eerste inleider op het Leeuwarder symposium verving de vraagtekens in de twee vorige zinnen door uitroeptekens. Aan het woord was dan ook Ed Nijpels, commissaris der Koningin in Friesland, die hier preekte voor eigen parochie. Europa wordt steeds belangrijker, zo hield hij zijn gehoor voor, en de Nederlandse staat steeds onbelangrijker. Zeventig procent van de Nederlandse wetgeving komt al uit Brussel, stelde hij welhaast handenwrijvend vast. En wat was de onafwendbare uitkomst van dit verlies aan statelijke soevereiniteit? Dit: dat de regio's veel belangrijker zullen worden dan ze nu zijn! Voor Friesland (en zijn commissaris der Koningin!) is derhalve een steeds grotere toekomst weggelegd.

Het betoog van Nijpels, of liever gezegd van de ambtenaar die zijn toespraak schreef, bevatte een krasse redeneerfout. Uit het veronderstelde feit dat de staat minder belangrijk wordt, volgt immers niet logisch dat de regio daarom belangrijker wordt. Met hetzelfde recht kun je stellen dat ook de regio dan minder belangrijk wordt.

Wat Nijpels naar voren bracht, was niet origineel - het is de officiele ideologie van de Europese Unie. In het Verdrag van Maastricht, dat tien jaar geleden de Europese Economische Gemeenschap verbreedde tot de Europese Unie, werd een 'Comite van de Regio's' in het leven geroepen, dat de status van adviesorgaan kreeg en op een beperkt terrein moet worden geconsulteerd door de Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de Unie.

De vertegenwoordigers van deze regio's (in Nederland: steden en provincies) zijn vrijwel zonder uitzondering burgemeesters en provinciale of regionale opperhoofden. Ze komen geregeld bijeen op mooie Europese lokaties met een aangenaam klimaat. Maar de politieke betekenis van deze coterie is gering. Ik heb nog nooit een staatsburger ontmoet die zelfs maar van het bestaan van het Comite van de Regio's op de hoogte is.

Als Fries in ballingschap was ik uitgenodigd ook iets aan het symposium bij te dragen. Hoewel ik niet op de hoogte was van wat de commissaris der Koningin zou gaan zeggen, leek mijn toespraak wel bedacht om de zijne onderuit te halen. Zeker, de positie van de staat staat onder druk, als gevolg van europeaniserings- en mondialiseringsprocessen. Maar ik zie geen overtuigende reden om aan te nemen dat de nationale identiteit wordt uitgehold ten gunste van enerzijds Europese, anderzijds regionale loyaliteiten. En wel om de eenvoudige reden dat in termen van macht de nationale staat de centrale instantie blijft waarop burgers primair voor hun welvaart en levenskansen blijven aangewezen.

Dat '70 procent van de nationale wetgeving' uit Brussel komt, miskent bijvoorbeeld dat het vertegenwoordigers van nationale staten zijn die de Brusselse richtlijnen opstellen en dat het de nationale staat is, niet de regio, die ze uitvoert. De provincie Friesland blijft om andere redenen interessant.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
12-10-2002

« Terug naar het overzicht