Het Gatt der cultuur

TWEE WEKEN GELEDEN wendde een aantal filmmakers uit Europa zich tot de publieke opinie met een boodschap. Bij de lopende onderhandelingen over de liberalisering van de wereldhandel (in het kader van de Gatt, de Algemene Overeenkomst inzake Handel en Tarieven) zou een uitzondering moeten worden gemaakt voor de audiovisuele sector. Hier ging het immers om Cultuur!

Cultuur - nu opgevat als film- en televisieprodukties - is in Europa afhankelijk van overheidssubsidies. In een werkelijk vrije markt zouden die verboden zijn. Als de EG de eigen film- en tv-produkties niet buiten de vrijhandel mag houden, wordt Europa 'een Derde-Wereldland', volgens filmregisseur Wim Wenders. Dat was de boodschap van deze filmers en andere 'cultuurdragers', die werd verkondigd in advertenties in kranten als de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Wenders werd geciteerd met de uitspraak dat 'de Europese filmindustrie niet meer zal bestaan in 2000 als we dit verliezen'.

De Amsterdamse socioloog Abram de Swaan heeft tegen deze stellingname bezwaar aangetekend in NRC Handelsblad van 2 oktober. 'De Amerikaanse populaire cultuur is zo succesvol, omdat ze zich handhaaft zonder protectie, in volkomen vrijhandel,' schrijft hij. Een zekere bescherming van kunst en cultuur tegen de onverbiddelijke wetten van de markt vindt hij geoorloofd, maar 'de amusementsindustrie' moet niet bevoordeeld worden 'onder dekking van de kunst'. Daar komt het protest van de filmmakers volgens hem op neer: zij weten minder succesvol massavermaak te produceren dan de Amerikanen en willen daarom Amerikaanse films en tv-series buiten de deur houden.

Hierbij vallen twee kanttekeningen te maken. In de eerste plaats is het opmerkelijk hoezeer wij hier te maken hebben met een herhaling van zetten. In de afgelopen jaren speelde binnen Europa - althans tussen de staten aangesloten bij de EG - een soortgelijke discussie. Sinds het Europese Hof van Justitie een operazangeres heeft gedefinieerd als een onderneming in de economische betekenis van dat woord, is het duidelijk dat in de EG een spanning bestaat tussen economie en cultuur.

De centrale doelstelling van de EG is het vrije verkeer van goederen, mensen, kapitaal en diensten - wat voor mooie woorden er ook zijn verzonnen voor allerlei verder reikende idealen. Dit primaat van de economie is een potentiele inbreuk op nationale cultuurpolitiek. Deze bestaat immers voor een groot deel uit maatregelen die de werking van de markt compenseren. Zonder vaste boekenprijs zou er in Nederland geen dichtbundel meer worden uitgegeven. Zonder overheidssubsidies zouden de meeste Nederlandse kunstuitingen niet bestaan. Allemaal marktverstorende interventies, volgens de beginselen van de vrijhandel.

De discussie over dit thema binnen de EGstaten heeft ertoe geleid dat in Maastricht een 'culturele paragraaf' is toegevoegd aan het EG-verdrag. Die paragraaf is bedoeld om een grens te trekken tussen de sferen van economie en cultuur en zo de laatste te vrijwaren van een steeds verdergaande invasie door de eerste.

Of de culturele paragraaf dat inderdaad kan bewerken, is voorlopig nog maar de vraag, want daarmee heeft de EG nu ook de ruimte gekregen om zich met cultuurpolitiek te bemoeien. Een half vol glas is namelijk ook een half leeg glas. Door vast te leggen welke cultuurpolitieke domeinen buiten de werking van het EG-verdrag vallen, wordt indirect ook omschreven welk terrein dit wel bestrijkt.

Op wereldschaal wordt deze discussie nu herhaald, want de oproep van de filmmakers komt neer op de eis ook bij de Gatt een culturele paragraaf op te nemen. De Franse regering heeft inmiddels het standpunt ingenomen dat voor film- en tv-produkties inderdaad een uitzondering moet worden gemaakt: daarop mag het nieuwe Gatt-akkoord niet van toepassing zijn. Daarop heeft president Clinton met een scherpe afwijzing gereageerd. In plaats van landbouwprodukten is nu 'cultuur' het grote beletsel geworden voor de definitieve ondertekening van een akkoord waarover nu al jarenlang is onderhandeld.

Het Franse standpunt is nogal hypocriet en wordt precies getroffen door de argumenten van De Swaan. Niet de bescherming van kunst en cultuur staat hier voorop, maar de bescherming van een eigen amusementsindustrie, die zelfs in eigen land niet in dezelfde mate wordt gewaardeerd als overeenkomstige Amerikaanse produkties. Wie herinnert zich niet de flop van de Franse superserie die het antwoord moest zijn op Dynasty?

Maar De Swaan heeft ongelijk waar hij een absoluut onderscheid maakt tussen massa-amusement, dat aan de vrije markt kan worden overgelaten, en 'kunstfilms', die beschermd moeten worden. Het probleem is nu juist dat die genres elkaar raken en overlappen en dat juist schaalvergroting en marktverruiming verstikkend werken op het nieuwe, het andere en het veelvormige.

Wie denkt dat dit een abstract relaas is, kan daarvan in de bioscoop een goede demonstratie meemaken. Daar draait nu The Vanishing, een film van George Sluizer, die helemaal is gefabriceerd naar de eisen van de massacultuur. Het is een remake van zijn beklemmende thriller Spoorloos uit 1989, een verfilming van Tim Krabbes Het gouden ei. Dat was een Nederlandse film die in Amerikaanse arthouses enig succes had. Nu is die film in Amerika overgemaakt voor een groot publiek. Dat betekent dat hij is gladgestreken tot een standaardthriller en dat het gruwelijke slot van Spoorloos is geschrapt. Dit nu is het Gatt der cultuur.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
20-10-1993

« Terug naar het overzicht