Het geval Belinfante

Voor de derde keer in twaalf jaar presenteerde de Partij van de Arbeid een vernieuwde lijst van kandidaten voor de Tweede Kamer. Dit gebeurde in een voetbalstadion, een van de vele onbenullige vondsten waarmee de campagneteams van de grote partijen ons in de komende maanden lastig zullen vallen. Uitgangspunt van een hedendaagse campagne is immers dat de aandacht van de kiezer vooral niet moet worden afgeleid naar programmatische inhoud.

Van het nieuwe, 'olympische', PvdA-team maakt Judith Belinfante geen deel uit. Ze heeft geen nieuwe kandidatuur aanvaard, nadat ze vier jaar geleden als hoogste nieuwkomer op de PvdA-lijst (de tiende plaats) tot de volksvertegenwoordiging toetrad.

In een interview in Vrij Nederland verklaarde zij zich nader, in even larmoyante termen als vier jaar geleden in hetzelfde weekblad bij haar toetreden. Toen meldde zij niet eerder in de positie te zijn geweest om lid te worden van de partij namens wie zij een kandidatuur voor de Tweede Kamer had geaccepteerd. De interviewer liet na te informeren wat het dan wel was geweest dat haar in een vrij land onmogelijk had gemaakt lid van de PvdA te worden. Ook of het niet wat vreemd was om zonder enige politieke ervaring of enig politiek engagement Kamerlid te willen worden, als je al vijfendertig jaar volwassen bent.

Judith Belinfante werd na haar verkiezing onmiddellijk lid van het fractiebestuur en een paar maanden later fractiesecretaris. Daarover klaagt ze nu in alle toonaarden, evenals als over het gewone Kamerlidmaatschap.

Dat klagelijke staat mij tegen. Het is haar allemaal overkomen. Maar daar was zij toch zelf bij? Als zij het niet had gewild was zij geen Kamerlid op plaats tien geworden. Als zij het niet had gewild was zij geen fractiesecretaris geworden. Als zij de moeite had genomen van tevoren te weten te komen wat het Kamerlidmaatschap inhoudt en aan onaangename kanten met zich mee brengt, was zij er niet zo door verrast toen ze eenmaal verkozen was. Onnozelheid is geen deugd, zeker niet een politieke.

Ook klaagt ze erover dat ze de 'niet altijd even dankbare taak' had de tegenstand tegen het beleid van staatssecretaris Van der Ploeg te verminderen.'Dat was soms pijnlijk'. Inderdaad. De redactie van het wetenschappelijk tijdschrift van de PvdA, Socialisme & Democratie, nodigde haar twee jaar geleden uit voor een gastcolumn. Het begon er mee dat het Kamerlid geen weet van het bestaan van dit tijdschrift bleek te hebben; vervolgens gebruikte ze de invitatie voor een niet erg sterke lofrede op de staatssecretaris. Dat Kamerleden er zijn om het regeringsbeleid kritisch te volgen, ook als zij lid van een regeringspartij zijn, was niet tot haar doorgedrongen.

Kortom: Judith Belinfante klaagt in feite zichzelf aan. Onbezonnen is zij op haar 55e zonder enige voorbereiding in de politiek gestapt en daar vastgelopen. Dat zij in die vier jaar niets geleerd heeft maak ik op uit haar mededeling dat ze achteraf zichzelf ongeschikt acht voor de Tweede Kamer, maar graag een staatssecretariaat zou hebben geaccepteerd.'Ik ben meer bestuurder dan politicus'.

De gĂȘnante wijze waarop dit al bijna voormalige Kamerlid haar politieke onbenul demonstreert heeft echter een keerzijde. Dat is die van de door de wol geverfde politici die haar ertoe overhaalden om Kamerlid te worden, kennelijk niet op grond van haar politiek kwaliteiten, die zij immers nergens en nooit had gedemonstreerd.

Nee, het geval Belinfante demonstreert hoe in politieke partijen de idee van representativiteit en verkoopbaarheid de overhand heeft gekregen op politieke kwaliteit als eis om gekandideerd te worden.

Politieke democratie is gebaseerd op het principe van vertegenwoordiging. Dit kan echter op tal van manieren worden opgevat. Territoriaal, naar geslacht, naar leeftijd, naar afkomst, naar rijkdom, naar godsdienst - ga zo maar door. In onze politieke democratie stond echter voorop dat kandidaten een bepaalde politieke visie representeren. Daarmee proberen politieke partijen zich van elkaar te onderscheiden.

Naarmate partijen programmatisch nietszeggender worden, zoeken zij echter representativiteit op andere basis, met kandidaten die 'representatief' worden geacht voor een bepaalde doelgroep. Of ze geschikt zijn voor de politiek, of ze zich daarin bewezen hebben - dat is dan van ondergeschikt belang. Zo worden mensen meedogenloos en met veel poeha in de Tweede Kamer gelanceerd - om na vier jaar even meedogenloos, maar nu met stille trom, weer aan de kant te worden gezet, als ze al niet al ver daarvoor gedesillusioneerd de Kamer hebben verlaten of het lidmaatschap als een tussenstapje in hun particuliere loopbaanplanning hebben gebruikt. Dat is de balans van de 'vernieuwing' in de PvdA sinds 1994.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
08-11-2001

« Terug naar het overzicht