Het goede voorbeeld
IEDEREEN wil de voormalige Sovjet-Unie helpen, met geld desnoods, maar vooral toch ook met goede woorden. Zij kunnen daar immers zoveel van ons leren, van efficient aardappels telen tot het verkopen van tweedehands auto's. Daar zit iets in, maar er zijn ook vele terreinen waar de veronderstelling dat wij het beter weten en daarom goede raad kunnen geven, iets zonderlings heeft. Ik denk aan al die Nederlandse gemeenten die het vanzelfsprekend vinden dat zij steden in Rusland bij kunnen brengen hoe er behoorlijk en democratisch bestuurd moet worden - liefst zonder iets af te weten van de plaatselijke verhoudingen en de achtergronden daar.
Klein wrokpuntje uit het recente verleden: is het niet vreemd dat al die Nederlandse gemeentebesturen die in de jaren tachtig 'voor de vrede' hartelijke betrekkingen aanknoopten met hun daar toen heersende, corrupte communistische 'collega's', zich nu bij uitstek geschikt achten om de nieuwe gemeentebesturen daar besef voor democratie en behoorlijk bestuur bij te brengen? Moet Leningrad van Amsterdam leren dat deelraden prachtig zijn, en hoe je woningtoewijzing moet regelen en een sociale dienst opzetten? Moet Minsk van Groningen leren hoe je via 'managementcontracten' moet besturen en een gemeentelijke kredietbank vijftig miljoen gulden verlies kunt laten lijden? Moet Moskou van 's-Gravenhage leren hoe een nieuw stadhuis te bouwen en een kwart miljard van het gemeentelijk kapitaal zoek te maken? Het zijn maar vragen.
Zo'n vraag kan men ook stellen bij de gedachte dat de GOS-landen veel kunnen leren van het Nederlandse onderwijssysteem. Het is een gedachte die klaarblijkelijk leeft op het ministerie van onderwijs en wetenschappen te Zoetermeer. Een maand geleden bezocht een aantal Russische onderwijskundigen op uitnodiging van minister Ritzen Nederland om hier kennis te nemen van ons onderwijsstelsel. Daar zouden de achtergebleven stakkerds wat van op kunnen steken!
Dat laatste was zeker het geval, als ik op de kranteverslagen afga. Maar niet in de zin die Ritzen voor ogen zal hebben gestaan. 'Het Kremlin van het Nederlandse onderwijs', noemde een van hen het ministerie tijdens de persconferentie in Zoetermeer, waarop de Russische experts hun bevindingen openbaar maakten. Het was nauwelijks als grap bedoeld.
De Russen hadden in Nederland goede en interessante zaken gezien, zoals de vrijheid scholen op te richten. Maar hun algemene indruk van het Nederlandse onderwijs was niet bijster positief. Zij waren vooral geschrokken van de Sovjetachtige kanten van het Nederlandse onderwijsstelsel: veel te veel centralisme, veel te veel bureaucratie. Dat kenden zij van huis maar al te goed, en daar wilden zij juist vanaf.
Over de schaalvergroting in het onderwijs, een al jaren volgehouden liefhebberij van de Nederlandse onderwijspolitiek, waren de Russische experts evenmin te spreken. De officiele argumenten ervoor hoorden zij aan: door fusies zouden er grote, sterke scholen komen die minder afhankelijk van 'Zoetermeer' zijn (omdat zij dan hun eigen bureaucraten kunnen aanstellen).
" Geloof het niet," zeiden zij." Om die redenen, maar eigenlijk om te bezuinigen (net als hier - BT) werden in de Sovjet-Unie ook heel grote scholen met wel tweeduizend leerlingen en meer gemaakt. Maar die scholen waren helemaal niet sterk. Die waren juist erg kwetsbaar. De leraren waren er minder gemotiveerd dan op kleinere scholen. De leerlingen gingen gebukt onder de druk van de anonimiteit. En tenslotte waren ze slechter bestuurbaar, waardoor ze weer meer afhankelijk werden van het centraal bestuur."
Op grond van hun Sovjetervaringen waren de Russische experts bovendien zo vrij andere motieven achter de ministeriele fusie- en schaalvergrotingsdrift te zoeken. Die fusies en schaalvergroting zijn niet in het belang van het onderwijs, maar in dat van het ministerie. Een kleiner en gelijksoortiger aantal scholen valt voor een ministerie gemakkelijker in de greep te houden dan een groot aantal dat heterogener is.
De Russen waren ook verbaasd over de omvang van de onderwijsbureaucratie, niet alleen die van het ministerie, maar ook die van de onderwijsbegeleidingsdiensten, landelijke pedagogische centra en instituten voor leerplanontwikkeling. Waarom worden die allemaal opgericht en in stand gehouden zonder dat er een duidelijke vraag naar is?
Zij vonden met zoveel woorden dat het hier zo geregeld is, dat de leerling er is om het onderwijsstelsel in stand te houden, in plaats van dat het laatste er is ten dienste van de leerlingen. Zij herkenden hier het kille en economisch gerichte onderwijs van de Sovjet-Unie van vroeger, terwijl het nieuwe Russische onderwijs nu juist in het teken moet staan van de opvoeding van kritische en mondige burgers. En helemaal vreemd aan het onderwijsbeleid van minister Ritzen vonden zij, dat het steeds om 'structuren' ging, maar niet om degenen die het onderwijs geven: de leraren.
Al een aantal jaren betoog ik dat het onderwijs 'de Sovjetzone van de Nederlandse samenleving' vormt, en men kan zich voorstellen met welke gevoelens ik dit Russische oordeel vernam. Maar de Nederlandse onderwijspolitici zullen zich er niets van aantrekken. Hun arrogantie is tomeloos, na dertig jaar, tientallen miljarden kostende 'onderwijshervormingen', waarvan niemand heeft kunnen aantonen wat die hebben verbeterd. Mijn enige troost is, dat Rusland tenminste aan het hulpprogramma van minister Ritzen zal ontsnappen.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 15-07-1992