Het leven begint bij 39

Het leven begint bij 39

Er is tijdens het kabinet- Balkenende II nauwelijks verschil in stemgedrag tussen D66 en de LPF.

bart tromp

Wat betreft D66 volstaat een opsomming van feiten. Vóór de verkiezingen van januari 2002 verklaarde lijsttrekker Boris Dittrich dat D66 onder geen beding zou deelnemen aan een regering met CDA en VVD.

Twee maanden na de verkiezingen trad D66 toe tot een regering met CDA en VVD.

D66 is voorstander van referenda. De leiding van D66 vond een referendum onder alle leden over deze toetreding geen geschikt middel van interne democratie. In plaats daarvan mocht een partijcongres over toetreding beslissen. Ieder lid van D66 heeft stemrecht op een congres, maar van alle leden nam slechts eenvijfde aan dit congres deel. Het voornaamste argument om in strijd met de verkiezingsbelofte deel te nemen aan een rechts kabinet was dat staatkundige veranderingen in het regeerakkoord waren vastgelegd. Deze behelsden de invoering van een rechtstreeks gekozen hoofd van de gemeente en van een ander kiesstelsel, vóór de volgende verkiezingen. Dit werden de kroonjuwelen van D66 genoemd. Kroonjuwelen worden alleen bij bijzondere gelegenheden vertoond of gedragen. Zij hebben geen enkele praktische betekenis. De staatkundige wijzigingen die centraal stonden bij de oprichting van D66 (toen nog D’66) hadden één doel. De kiezers moesten vóór de verkiezingen weten welke regering daarna tot stand kon komen. De staatkundige wijzigingen die D66 in 2002 in het regeerakkoord als kroonjuwelen omarmde, hadden geen enkel verband met dit oorspronkelijke doel.

Voor de plannen van D66 bestond noch onder de kiezers, noch onder hun vertegenwoordigers in het parlement veel steun.

Toen Thom de Graaf aantrad als speciaal benoemde minister van onder andere Bestuurlijke Vernieuwing, bleek dat hij dat met lege handen deed. In al de jaren sinds de oprichting had D66 niet de moeite genomen weloverwogen, inhoudelijke voorstellen op staatkundig gebied te formuleren. Het was bij loze kreten gebleven.

De voorstellen die hij daarna, op basis van het regeerakkoord, ontwikkelde, vonden geen enkele steun in maatschappij en politiek. Algemeen werden ze onder kritiek bedolven, vanwege hun ondoordachtheid, omdat nergens aannemelijk werd gemaakt dat ze een oplossing zouden kunnen vormen voor welk probleem dan ook, en omdat ze niet goed uitvoerbaar waren. Alle kritiek is door De Graaf afgedaan met een beroep op het regeerakkoord, dat in zijn ogen voldoende ‘ draagvlak’ vormde voor onverkorte invoering van zijn voorstellen.

In de Eerste Kamer kreeg De Graaf twee weken geleden niet de vereiste tweederde meerderheid om de onmiddellijke invoering van een rechtstreeks gekozen burgemeester mogelijk te maken. Van de oppositie daar (34 van de 75 zetels) steunden alleen de Lijst Pim Fortuyn(1) en de Onafhankelijke Senaats Fractie (1) de coalitie. D66 antwoordde eerst met een hysterisch aandoende aanval op de PvdA en haar woordvoerder, alsof die verplicht waren geweest aan de uitvoering van het rechtse regeerakkoord mee te werken. En alsof acht andere stemmen van de oppositie niet hadden volstaan om de coalitie aan een tweederde meerderheid te helpen.

De Graaf trad af. Vervolgens voerden de coalitiepartijen het door de D66-bewindsman ontworpen kiesstelsel zonder mankeren af. Volgens Dittrich was dit stelsel onbegrijpelijk voor de kiezer en geen oplossing voor welk probleem dan ook.

Daarmee waren de redenen die in maart 2002 tot toetreding van D66 aan het kabinet hadden geleid, in lucht opgelost. Vervolgens werd – uiteraard buiten de kiezer om – het regeerakkoord gewijzigd. Er zou 250 miljoen per jaar extra naar onderwijs gaan. Het ministerie van Onderwijs wordt geleid door een CDA-minister. De opvolger van De Graaf mag tronen over onderzoek naar breed gedragen staatkundige vernieuwing. De coalitiepartijen willen, in strijd met hun eerdere standpunt, de benoeming van een rechtstreeks gekozen burgemeester vastleggen in de Grondwet. Ten slotte moet ‘ amusement’ uit het takenpakket van de publieke omroep worden verwijderd.

De desastreuze bezuinigingen in het kunstenbudget bleven gehandhaafd. Ze bedragen een fractie van het nu voor onderwijs uitgetrokken geld. Kunsten ressorteren onder een bewindsvrouw van D66. Het congres van D66 ging ermee akkoord, nadat het minst vergaande van de 26 ingediende moties door het bestuur het eerst in stemming was gebracht.

Zonder D66 in de regering zouden ‘ linkse en rechtse populisten’ de kans krijgen. Er is tijdens het kabinet-Balkenende II nauwelijks verschil in stemgedrag te constateren tussen D66 en de LPF.

Volgens Dittrich is D66 met dit congres volwassen geworden.

Tot zo ver enkele feiten.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
07-04-2005

« Terug naar het overzicht