Het moet nooit meer zo

VAN DICHTBIJ GEZIEN heeft iedereen het voortreffelijk gedaan, van minister Voorhoeve en overste Karremans tot en met de laatste soldaat van wat er in Srebrenica nog restte van het bataljon van '11 luchtmobiele brigade'. De beelden van de terugkeer in Nederland van het eerste detachement vredessoldaten waren emotioneel en ontroerend. Ze waren, van een iets grotere afstand, ook schrijnend. Vanwege de er onlosmakelijk aan gekoppelde beelden van de bewoners van Srebrenica, die niet thuiskwamen, maar veelal voor de tweede keer in een paar jaar gedeporteerd werden, voorzover zij er het leven afbrachten.

Bij de Nederlandse militairen gaat het om mannen en vrouwen die willens en wetens voor dit beroep hebben gekozen. Voor operaties als deze is welbewust de dienstplicht afgeschaft. De verjaagde Bosniers daarentegen hadden geen keus. Zij zijn slachtoffers op grond van hun afstamming, vermeende godsdienst of achternaam. Zij hebben minder met het conflict in voormalig Joegoslavie te maken dan de mannen van Unprofor, maar zij zijn onvergelijkelijk veel slechter af. Dit besef zou wat meer kunnen doorklinken in de vreugde over de terugkeer van de Nederlandse beroepssoldaten.

Uiteindelijk zijn zij niet in staat geweest de bewoners van Srebrenica te beschermen tegen de terreur van de Bosnische Serviers (die overigens ook hier weer rechtstreeks gesteund werden door klein-Joegoslavische eenheden), en daarvoor was Dutchbat daar.

De eerste les die de Nederlandse politiek uit het echec in Srebrenica moet leren, luidt dat Nederland nooit meer aan een VN-operatie mee moet doen als het doel daarvan niet aan drie voorwaarden beantwoordt. Het moet in de eerste plaats in overeenstemming zijn met de beginselen van de Verenigde Naties en van het volkenrecht. In de tweede plaats moet het uitvoerbaar zijn en in de derde plaats moeten daarvoor ook de middelen ter beschikking staan.

Aan geen van deze drie voorwaarden voldoet de wijze waarop Unprofor in Bosnie-Hercegovina zijn mandaat van de Veiligheidsraad uitlegt. De naam klopt al niet: 'beschermingsmacht van de Verenigde Naties'. Het doel is namelijk helemaal niet het beschermen van de Bosnische burgerbevolking. Het doel is de bescherming van de humanitaire hulpverlening.

De resoluties van de Veiligheidsraad geven Unprofor een veel ruimer mandaat. Niets verzet zich daarin tegen gewapend optreden tegen 'etnische zuiveringen', het beschermen van de burgerbevolking tegen Servische terreur of zelfs maar het gewapenderhand beveiligen van hulpkonvooien. Maar het is vooral de bureaucratie van de Verenigde Naties die het mandaat van Unprofor zo beperkt mogelijk heeft uitgelegd, vooral het Department of Peacekeeping Operations (DKO).

Overwegingen van recht of onrecht, het maken van het onderscheid tussen daders en slachtoffers, zijn in de ogen van deze bureaucraten van nul en gener waarde. Ze staan het onpartijdig bezorgen van hulp alleen maar in de weg. Sterker nog: aangezien hulpverlening het best kan plaatsvinden als er niet meer wordt gevochten, nemen DKO en Unprofor al meer dan twee jaar het standpunt in dat het de Bosniers zijn die hun werk frustreren, door maar door te blijven vechten tegen de Servische agressie. Aan deze houding en het erbij passende gedrag heeft de speciale vertegenwoordiger van de VN in voormalig Joegoslavie, Yasushi Akashi, zijn bijnaam 'de Mitsubishi-Cetnik' verdiend.

Groot-Brittannie en Frankrijk, de twee staten die de voornaamste bijdrage aan de Unprofor-troepen leveren, hebben deze smalle interpretatie van het mandaat letterlijk met man en macht onderschreven, zij het om andere redenen. De politieke elites in London en Parijs menen al jaren dat de stabiliteit in de Balkan, en de Britse en Franse belangen daar, het meest gediend zijn met een Servische overwinning. Hun 'humanitaire' inmenging hebben zij ondernomen om een militaire interventie, of zelfs maar militaire steun aan de wettige regering van Bosnie, uit te sluiten en onmogelijk te maken.

Waarom zou Nederland in het kader van de VN aan een dergelijke cynische en ronduit misdadige politiek meewerken? Een doel dat bovendien met volstrekt ontoereikende middelen wordt nagestreefd: te weinig troepen en te licht bewapend, zelfs voor zelfverdediging.

En tenslotte blijken de VN en Unprofor organisatorisch en militair-technisch onbekwaam om de eigen eenheden te beschermen, laat staan om een beleid gestalte te geven - zelfs niet het voorgenomen beleid.

Het antwoord op massale aanvallen op een 'beveiligd gebied' bestaat uit een veel te late en veel te geringe luchtaanval in plaats van, laten we zeggen, een gerichte actie tegen het Bosnisch-Servische hoofdkwartier in Pale.

Dankzij deze onbekwaamheid zijn de 308 achtergebleven soldaten van Dutchbat gijzelaars geworden, die ervoor garant moeten staan dat de Servische aanvallen op Zepa, Gorazde en Sarajevo ongehinderd door kunnen gaan.

Unprofor is allang een fiasco, een fiasco dat door de VN-bureaucratie, Groot-Brittannie en Frankrijk welbewust op de koop toe wordt genomen, als het al niet bewust is nagestreefd. De Nederlandse bijdrage aan Unprofor is daarbinnen uitgelopen op een eigen middelgroot fiasco. Dat was niet zo bedoeld, maar het was wel voorspelbaar en het is ook voorspeld, zij het niet in de volksvertegenwoordiging, waar al die tijd een verbazende eensgezindheid viel te bespeuren over een zaak die meer dan wat ook een politiek debat verdiende.

Nooit weer zo.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
19-07-1995

« Terug naar het overzicht