Het neefje van Napoleon

DE VERSCHUIVINGEN ONDER het electoraat bij de gemeenteraadsverkiezingen van twee weken geleden kennen hun weerga niet in de Nederlandse politieke geschiedenis. Behalve voor hun omvang geldt dat ook voor hun onverwachtheid. Een half jaar geleden, toen Wim Kok bekendmaakte niet meer beschikbaar te zijn voor de volgende verkiezingen, namen politiek en media afscheid van een bekwaam en succesvol minister-president, die erin was geslaagd onbetwist leiding te geven aan twee opeenvolgende kabinetten waarvan voor het eerst sociaal-democraten en liberalen deel uitmaakten. In peilingen toonden de Nederlanders zich gelukkig en tevreden met deze 'paarse' kabinetten en het gevoerde beleid.

Zonder aanwijsbare oorzaak sloeg een paar weken geleden vrijwel van de ene dag op de andere deze stemming om. Sindsdien zijn er tientallen verklaringen in omloop gekomen over wat er nu aan de hand is. Meestal voert degene die met zo'n verklaring voor de dag komt, een stokpaardje op. Een zekere tevredenheid over de uitslag ('Zie je wel! Ik heb ze gewaarschuwd!') krijgt men dan gratis meegeleverd. Voor de een zijn het de files, voor de ander de wachtlijsten in 'de zorg', of het gebrek aan luistervaardigheid bij 'de politici'; of de misdaad, vooral die op straat, het immigratievraagstuk, de buitenlanders, de bureaucratie en ga zo maar door.

Het bewijsmateriaal voor al deze verklaringen is flinterdun, bij gebrek aan zorgvuldige analyses van het kiesgedrag op 6 maart, die nog wel even op zich zullen laten wachten.

De belangrijkste factor op de achtergrond bij het op drift slaan van grote groepen kiezers is echter zonder twijfel het paarse kabinet zelf, dat de grote partijen van hun ideologische herkenbaarheid heeft ontdaan en zo een ruimte heeft geschapen waar politieke nieuwelingen hun slag kunnen slaan.

Ook dit verschijnsel is alweer verklaard. De verklaring luidt dat het tijdperk van politieke partijen en ideologieen nu definitief achter ons ligt. In de politiek gaat het in het vervolg om personen, die vertrouwen bij de kiezer weten te winnen. Dit is al vele jaren de natte droom van D66. Met de opkomst van Fortuyn komt deze eindelijk uit, zij het op een wat rare manier.

Maar is dit ook zo? Fortuyns positie doet op dit moment sterk denken aan die van Lodewijk Napoleon Bonaparte, het mislukte neefje van Napoleon, dat in 1848 gekozen werd tot president van Frankrijk. Karl Marx schreef diens succes toen toe aan het feit dat deze Bonaparte zelf zo weinig voorstelde dat iedere groep op hem de eigen wensen en het eigen program kon projecteren. Iets soortgelijks lijkt zich bij Fortuyn voor te doen. Maar zo'n misverstand blijft niet al te lang in stand. Daarom pleegde Lodewijk Napoleon een staatsgreep voor het te laat was.

Deze stap staat Fortuyn niet vrij. Hij is niet tot president gekozen, maar voert de grootste minderheid in de gemeenteraad van Rotterdam aan. Bovendien is hij nummer een op een lijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen. Daarmee is hij niet langer een politicus zonder partij. Eerder al kwam hij met een verkiezingsprogramma, eerst in de vorm van een boek dat vorige week werd gepresenteerd, daarna met een heel ander programma op zijn website. Maar daar gaat het mij niet om: ik constateer alleen dat Fortuyn, die zich - na zijn vergeefse pogingen een toppositie te verwerven bij PvdA, VVD en CDA - opwerpt als buitenstander en nieuwlichter, er kennelijk niet aan ontkomt zijn kandidatuur te baseren op een formeel programma. Zijn ongezegde programma - anti-immigratie, anti-islam en anti-buitenlanders, volgens een onderzoek voor negentig procent van zijn kiezers de reden op hem te stemmen - is onvoldoende.

'De politieke partij heeft afgedaan als instituut voor democratische besluitvorming en meningsvorming,' meldt Fortuyn in zijn programmaboekje. Ferme taal, maar inmiddels zijn er Rotterdam zestien mensen op zijn lijst gekozen en die vormen daardoor een politieke partij, tezamen met de kandidaten op zijn Kamerlijst. De partijleden op zijn gemeenteraads- en Kamerlijst hebben niets te zeggen gehad over de inhoud van de programma's.

Of in de partij van Fortuyn sprake zal zijn van democratische menings- en besluitvorming, valt dan ook nog te bezien. Natuurlijk beweert Fortuyn dat zijn club geen 'partij' is, maar een 'beweging'. Dat beweren nieuwe anti-partij-partijen - van NSB tot D66 en Algemeen Ouderen Verbond - namelijk altijd. Maar ik verwacht niet dat het Fortuyn zal lukken zijn 'beweging' aan te voeren volgens het leidersprincipe (alle anderen moeten napapegaaien wat de leider vindt). Hoe lang zijn partij het uithoudt, dat is een andere zaak.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
21-03-2002

« Terug naar het overzicht