Het raadsel Bush
WIE AFGAAT op de ervaringen uit het verleden, vindt alleen maar gegevens die erop wijzen dat president George Bush in januari 1993 ambteloos burger wordt. De enige uitzondering is de traditionele peiling onder de lezers van The Weekly Reader, een blad voor scholieren. Daaruit kwam hij vorige week te voorschijn als winnaar. In de laatste 36 jaar is de uitslag van deze peiling dezelfde geweest als die van de echte presidentsverkiezingen. Maar opiniepeilingen hebben geen voorspellende waarde. Zij geven op hun best een bepaalde tendens onder het electoraat aan.
Die tendens is er voor Bush een van verlies. Alle keerpunten die de Republikeinen in het vooruitzicht stelden, zijn uitgebleven. Eerst zou de Republikeinse Conventie het keerpunt zijn. Maar hoewel Bush het daarna in de peilingen even beter deed, haalde hij bij lange na zijn achterstand op de Democratische kandidaat niet in.
Het tweede keerpunt moest komen met de benoeming van James Baker tot leider van de verkiezingscampagne. Baker was immers degene die in 1988 de achterstand van Bush op de Democratische kandidaat Dukakis wegwerkte met de goorste middelen die hij kon bedenken. Maar ditmaal werkt die techniek niet. Deze bestaat eruit de tegenstander zwart te maken met niet waar te maken suggesties.
Misschien komt het omdat Clinton al die vuiligheid al veel eerder naar zich toe geslingerd kreeg, en zich toen publiekelijk heeft weten te verschonen. Misschien komt het omdat Clinton, anders dan Dukakis, zich niet in de verdediging laat drukken en hard terugslaat. Misschien komt het ook omdat veel Amerikanen de techniek van het zwartmaken moe zijn. De boodschap waarmee vice-president Quayle gisteren op pad was gestuurd - 'roep elke drie minuten te pas en te onpas dat Clinton onbetrouwbaar is' - heeft kennelijk niet gewerkt.
Het derde keerpunt zouden de televisie-'debatten' zijn, maar het eerste heeft geen enkele verschuiving ten gunste van Bush opgeleverd. Alleen de Amerikaanse Boer Koekoek profiteerde ervan.
De vraag is hoe het zover heeft kunnen komen. Dat een zittende president drie weken voor de verkiezingen op zo'n achterstand staat, is immers uitzonderlijk. In moderne tijden is dat alleen voorgekomen bij Herbert Hoover (in 1932), Harry Truman (in 1948), Gerald Ford (1976) en Jimmy Carter (1980). Truman en Ford waren echter niet op eigen kracht gekozen; zij volgden tussentijds Franklin Roosevelt, respectievelijk Richard Nixon op. En van die twee werd Truman, ondanks die achterstand, toch gekozen. Hoover verloor, omdat hij onmachtig was gebleken iets te doen aan de Grote Depressie, die vlak voor zijn verkiezing in 1928 was uitgebroken. Carter verloor, omdat hij onmachtig was geweest een eind te maken aan de vernederende gijzeling van het personeel van de Amerikaanse ambassade in Teheran.
Als Bush verliest, zal dat allereerst zijn omdat hij niets heeft weten te doen aan het binnenlands verval van de Verenigde Staten. Daarin zit iets onrechtvaardigs, want dat verval is gedeeltelijk onvermijdelijk en voor een ander deel de erfenis van het bewind-Reagan.
De (relatieve) neergang van de Verenigde Staten is onvermijdelijk, voor zover de overwinnaar van de Tweede Wereldoorlog wel zijn eigen concurrenten moest scheppen (Japan en Europa). Naarmate de economieen van de laatste sterker werden, verzwakte die van de Verenigde Staten.
Dat had echter wel wat minder gekund als een verstandige binnenlandse politiek was gevoerd, gericht op handhaving en verbetering van de fysieke en sociale infrastructuur en op investeringen in onderwijs en technologie, die pas op lange termijn vruchten af zouden werpen. Onder Reagan werd met veel gebral over 'vrije markt' zo'n politiek onmogelijk gemaakt en begon de Amerikaanse economie op een enorme goktent te lijken, waarin de financiele manipulator werd aangezien voor de innovatieve ondernemer uit de handboekjes van het kapitalisme.
In 1980 streed Bush met Reagan om de Republikeinse nominatie, en uit die tijd dateert zijn karakterisering van Reagans program als Voodoo-economics. Vervolgens zou hij daarover als vice-president zijn mond houden. Als vice-president was hij daarna acht jaar mede-verantwoordelijk voor Reagans Voodooeconomics. Maar toen hij zelf president werd, had hij de ruimte om een andere weg in te slaan. In plaats daarvan beloofde hij bij een tot ongekende hoogten gestegen staatsschuld en bij een record-tekort op de begroting, onder geen beding belastingen te verhogen.
Het was er het zoveelste voorbeeld van dat Bush niet weet wat hij zelf wil, maar zich voor alles probeert in te dekken bij de rechtervleugel van de Republikeinen. Eigenlijk is dat de enige constante in zijn politieke loopbaan. De Republikeinse Conventie van augustus leverde de laatste illustratie daarvan. In plaats van zich te richten op de kiezers in het politieke midden, schurkte Bush daar tegen fundamentalistische halvegaren aan als dominee Robertson en rechtse extremisten als Pat Buchanan.
Zonder twijfel is dat allemaal tactiek, net zoals de aanvallen op Dukakis en Clinton. Maar verder is er niets. Deze campagne maakt steeds meer duidelijk dat George Bush wel met alle geweld president van de Verenigde Staten wil blijven, maar nog altijd niet weet waarom en waarvoor.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 14-10-1992