Het tuchthuis van de oorlog


DE BALKANMENS is uitgevonden om te verklaren, maar ook om gerust te stellen. 'De Balkanmens' - dat is de naam voor een heel complex van beelden en vooronderstellingen waarmee in het Westen de oorlog in voormalig Joegoslavie te lijf wordt gegaan. De centrale gedachte is, dat die oorlog mogelijk is omdat de bewoners van deze streken anders zijn dan wij. Het zijn Balkanmensen, primitief, ongeciviliseerd, behept met een eeuwenoude, barbaarse mentaliteit.

De uitvinding van de Balkanmens heeft twee voordelen. In de eerste plaats wordt zo een eenvoudige verklaring voor de oorlog gegeven. Wat kan je anders verwachten, met zulke mensen? Eigenlijk is het een wonder dat ze elkaar al niet veel eerder de hersens begonnen in te slaan.

De uitvinding van de Balkanmens is bovendien geruststellend. Aan de ene kant levert zij een rechtvaardiging om politiek en militair niets te doen. Dat heeft namelijk geen enkele zin, want de mensen die men uit elkaar wil houden, zijn niet voor rede vatbaar. Aan de andere kant wordt zo een veilige schutting opgetrokken tussen 'ons' en 'hen'. Zij, die Balkanmensen, zijn anders dan wij, en daarom kan hier zoiets gelukkig nooit gebeuren.

Natuurlijk wordt het zo nooit hardop gezegd, maar het denkpatroon rond 'de Balkanmens' is duidelijk aanwijsbaar in de publieke opinie, bij politici, commentatoren en diplomaten. Het is een subtiele vorm van discriminatie, maar het verschaft ook precies het verkeerde perspectief op wat er in voormalig Joegoslavie is gebeurd en nog steeds gebeurt.

Dat is een van de dingen die men kan leren uit het boek Het einde van de wereld van de antropoloog Matthijs van de Port. Een van de dingen, want het is een ongemeen rijk werk. Van de Port vertrok in 1991 naar Joegoslavie, om precies te zijn naar Novi Sad, de hoofdstad van de Vojvodina, een van de twee autonome provincies (naast de vijf Joegoslavische deelrepublieken) die allebei enkele jaren eerder door de Servische partijleider Milosevic waren ingelijfd bij Servie. Maar daar was Van de Port niet in geinteresseerd. Hij kwam niet voor de politiek naar Novi Sad, maar voor een onderzoek naar de eigenaardige relatie tussen Serviers en zigeuners.

De wereld van de zigeuners is in de Europese cultuur een symbool voor het andere, het wilde en het vreemde, maar dat symbool is allang versleten tot een ongevaarlijk cliche: het schilderij van de jonge zigeunerin met de half ontblote borst.

Niet zo in Servie: hier heeft het aloude motief van de zigeunerwereld als toevluchtsoord voor wie aan de benauwdheid van het burgermansleven wil ontkomen, niets aan belang ingeboet. Dit komt met name tot uiting in het bezoek aan zigeunercafes, waar men zich aan drank en gezang te buiten gaat en zich verbroedert met de zigeuners, die voor het overige worden beschouwd als tweederangsburgers. Hier is klaarblijkelijk de ruimte waar 'wildheid' en 'beschaving' elkaar raken en die ruimte wilde Van de Port in kaart brengen.

Maar dit academische project strandde op twee zandbanken. De eerste bestond uit de vooronderstelling van wetenschappelijke objectiviteit. Volgens deze vooronderstelling was Van de Port een neutraal waarnemer, die optekent wat hij waarneemt en niets meer. Zijn boek is een lang en eerlijk verslag van de onmogelijkheid om dat te doen en vol te houden. Waarom zou zijn verhaal over de mensen in Novi Sad 'objectiever' en meer waar zijn dan de verhalen die zij over zichzelf vertellen?

De eerlijkheid waarmee Van de Port over zijn worsteling met deze vraag verslag doet, maakt zijn boek alleen al de moeite waard. Hij herinnert ons eraan hoe geconstrueerd ook het meest 'objectieve' nieuws is. Tegenwoordig wordt daarin - om een voorbeeld te noemen - probleemloos over 'Moslims' gesproken als het gaat om Bosniers, ook al zijn die nog nooit in een moskee geweest.

De tweede zandbank waarop zijn onderzoek strandde, was de oorlog die vier maanden na zijn aankomst uitbrak. Deze veranderde niet alleen ziin perspectief, maar ook dat van de mensen die zijn onderzoeksobject vormden. Het 'tuchthuis van de oorlog' dwong hem tot een keuze in welke verhalen zij over zichzelf wilden geloven.

Hier krijgt Het einde van de wereld zonder meer een tragische dimensie. In de ene soort verhalen is Novi Sad het 'Athene van Servie', is Servie al eeuwenlang deel van het beschaafde Europa. Maar er is ook een andere, verborgen reeks verhalen die juist in de oorlog (en in zigeunercafes) manifest werd. Daarin bekent men zich tot 'de eeuwig wilde Balkan'. Er wordt een bewuste keus voor redeloosheid en barbarij gemaakt, vanuit de gedachte dat deze nu juist de werkelijke eigenheid van de Servier uitmaken.

'Door zich als 'redeloze barbaren' te gedragen tarten zij diegenen van wiens opvattingen zij zich nu wensen te bevrijden,' schrijft Van de Port. De Balkanmens vindt zichzelf uit, uit rancune jegens diegenen die hem als primitieveling en Balkanbewoner afschildert. Dit is de onaangename paradox waarmee Van de Port zijn lezer achterlaat.

Matthijs van de Port: Het einde van de wereld. Beschaving, redeloosheid en zigeunercafes in Servie. Uitg. Babylon-De Geus, 1994, Amsterdam, 391 blz., ISBN 9062222854.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
29-03-1995

« Terug naar het overzicht