Honderdvijftig jaar Grondwet

HET revolutiejaar 1848 begon in 1847 met de Sonderbundkrieg, de Zwitserse burgeroorlog, en het zou al met al doorlopen tot eind 1851. Op 2 december van dat jaar maakte de staatsgreep van president L.N. Bonaparte een eind aan de Franse republiek, het laatst overgebleven revolutionaire regime. Daarmee was de overwinning van de Partij van de Orde in heel Europa compleet - uitgezonderd Zwitserland en Nederland.

In Zwitserland resulteerde de overwinning van de liberalen in de constitutie van de huidige bondsstaat. Daarmee brak voor de bergachtige republiek het einde van de geschiedenis aan. 'Na 1848 deden zich in Zwitserland geen opzienbarende gebeurtenissen meer voor,' meldt mijn encyclopedie. Dat kan van Nederland in elk geval niet worden gezegd.

Maar ook hier was 1848 een cruciaal jaar. In januari waren in Palermo de eerste barricades opgeworpen. In februari volgde Parijs en daarna hadden revolutionaire woelingen zich over grote delen van Europa verspreid. Diep onder de indruk van deze gebeurtenissen gaf koning Willem II op 13 maart zijn verzet tegen een herziening van de Grondwet op. Thorbecke kreeg zijn kans, niet eens Kamerlid op dat moment, 'een professor die, naar men zegt, in couranten schrijft'.

Nog voordat het jaar was verstreken, werd Nederland een constitutionele monarchie met een rechtstreeks verkozen volksvertegenwoordiging, al zouden vooreerst slechts 75.000 van de drie miljoen Nederlanders het stemrecht mogen uitoefenen. Het zou trouwens ook nog twintig jaar duren en enkele heftige politieke conflicten vergen voordat duidelijk werd dat in de nieuwe verhoudingen de koning geen zelfstandige politieke macht meer bezat.

Dat Thorbecke de architect van de Nederlandse staatsinrichting is geweest, staat buiten twijfel. Het is juist dat dit 150 jaar later wordt herdacht, want zijn bouwwerk staat nog steeds overeind. Maar 1848 is noch het geboortejaar van de democratie in Nederland, noch dat van de moderne Nederlandse staat. Voor de vorming van de laatste wordt altijd naar 1814 verwezen, toen de Franse bezetters werden verjaagd en de zoon van stadhouder Willem V als koning Willem I van de overwinnaars van Napoleon de kroon kreeg opgezet van het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden.

De eerste Grondwet van de Nederlandse staat dateert echter van 1798. Dat deze tweehonderd jaar later in het geheel niet plechtig wordt herdacht, wordt wel toegeschreven aan het feit dat deze haar beslag kreeg los van het Huis van Oranje. Wij spreken nu immers van de Bataafse Republiek, geproclameerd na de ondergang van de Republiek der Zeven Provincien en de vlucht van stadhouder Willem V in 1795.

De periode 1795-1814 heet in onze geschiedenis 'een duister intermezzo van Franse overheersing en dictaat'. Aldus de huidige hoofddirecteur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, J.J. van den Berg, in de Daalderlezing die hij kort geleden aan de Leidse universiteit hield.

Volgens Van den Berg is het een ernstig misverstand: de Grondwet van 1798 werd niet door de Franse bezetter opgelegd, maar was van eigen bodem en makelij. Ze werd in april 1798 bij referendum met een ruime meerderheid aanvaard. Bij referendum! Dat kon toen wel!

In nog veel meer opzichten was de toen gekozen staatkundige structuur veel radicaler en democratischer dan de schepping van Thorbecke, vijftig jaar later. Niet alleen individuele en sociale burgerrechten maakten er deel van uit, maar ook algemeen kiesrecht. Het zou bijna 130 jaar duren voordat dat laatste in het van het Franse juk bevrijde Nederland werd ingevoerd.

Van den Berg wees op een aspect van die Grondwet van 1798 dat niet zonder hedendaagse springkracht is. De Staatsregeling voor het Bataafsche volk kende het stemrecht toe aan alle ingezetenen, zonder beperking van een nationaliteitsbeginsel. Elders geborenen (tegenwoordig: allochtonen, een woord dat in geen andere taal bestaat) die ten minste tien jaar in Nederland woonachtig waren, hadden zonder enige beperking kiesrecht.

Van den Berg vergeleek onze patriottische voorouders van 1798 daarom in gunstige zin met het huidige Nederland, dat 'vreemdelingen' alleen kiesrecht voor de gemeenteraad toekent. Hij zou wel terug willen naar het 'minder nationalistische' systeem van 1798. (Tien jaar ingezetene te zijn is echter wel twee keer zo lang als het vereiste dat nu voor niet-Nederlanders geldt bij gemeenteraadsverkiezingen.)

Als 150 jaar Grondwet enerzijds wordt gerelativeerd door de Staatsregeling voor het Bataafsche volk van vijftig jaar eerder, dan gebeurt dat nog meer, in de ogen van Van den Berg, door hedendaagse ontwikkelingen.

Sinds 1953 is de Grondwet niet meer de basis van de Nederlandse staatkunde. Toen werd deze ondergeschikt gemaakt aan indirect werkende internationale regelgeving. Sindsdien is vooral in het kader van de Europese Unie een even ingrijpend als gecompliceerd stelsel van wetgeving ontstaan, waaraan de Nederlandse ondergeschikt is - een ontwikkeling die ten koste gaat van de parlementaire democratie.

Het is niet de enige ontwikkeling die de betekenis van de Grondwet uitholt. Van den Berg signaleerde daarnaast dat deze steeds 'leger' is geworden en in haar huidige vorm niet meer 'de waarborgen biedt voor een geordend verkeer tussen staat en maatschappij en tussen staatsorganen onderling'. Zijn herdenkingstoespraak eindigde met de vraag of, gegeven deze ontwikkelingen, een Grondwet nog wel nodig is.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
25-03-1998

« Terug naar het overzicht