Ik ben Karin Adelmund niet


HAROLD WILSON IS ALLEEN nog maar onsterfelijk vanwege zijn uitspraak, dat een week in de politiek een hele tijd duurt. Afgelopen week hoorde ik het gelijk van de dode Labour-leider weerklinken toen het PvdA-kamerlid Rick van der Ploeg zich op zondag voor de Avro-radio liet ondervragen, onder meer naar zijn mening over de kandidatuur van zijn fractiegenote Karin Adelmund voor het voorzitterschap van de Partij van de Arbeid.

Drie dagen eerder had Van der Ploeg zich daarover in niet mis te verstane bewoordingen geuit in Elsevier. 'Uit oogpunt van partijdemocratie en omwille van vernieuwing' achtte hij het niet gewenst dat Adelmund tegelijk partijvoorzitter en lid van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer zou zijn. 'Naar dit soort machtsconcentratie (uit de jaren vijftig) moeten we niet terugkeren.'

Op zondag bleek hij er al heel anders tegenaan te kijken. 'In principe' was hij nog steeds tegen zo'n dubbelfunctie. Maar daar moest nu niet te zwaar aan worden getild. Adelmund kon moeilijk zomaar uit de Kamer vertrekken. Dat zou een klap in het gezicht zijn van de zestigduizend kiezers die een voorkeurstem op haar hadden uitgebracht. Bovendien ging het om een noodsituatie als gevolg van het vertrek van Felix Rottenberg en zou Adelmund de dubbelfunctie maar anderhalf jaar uitoefenen, tot de volgende verkiezingen.

Het waren vreemde argumenten, voor het merendeel gebaseerd op het rare uitgangspunt dat in de PvdA geen enkele andere geschikte voorzitter te vinden is. Dit schijnt inderdaad de bevinding te zijn geweest van een clubje onder voorzitterschap van Karin Adelmund, maar dat zegt dan toch meer over haar en dat clubje dan over de aanwezigheid van bestuurlijk en politiek talent in de PvdA.

Die zestigduizend voorkeurstemmen werden uitgebracht op de eerste vrouw op de kandidatenlijst van de PvdA en ik weet niet of daar zo'n politiek belang aan gehecht moet worden. Want voor men het weet moet de PvdA dan wel instemmen met het premierschap van Erica Terpstra, die vijf keer zoveel stemmen als Adelmund op zich verzamelde.

Waarom denkt Van der Ploeg trouwens dat al die voorkeurstemmers denken: fijn dat Adelmund er een nevenbetrekking bij neemt, onherroepelijk ten koste van de uitoefening van haar kamerlidmaatschap? Of stelt dit zo weinig voor dat het niets uitmaakt als ze daarnaast partijvoorzitter is?

Raar was ook Van der Ploegs argument dat de PvdA in een noodtoestand verkeert, waarin de regels van democratie en fatsoen maar even buiten werking gesteld moeten worden. Hoezo noodtoestand? Na twee perioden van twee jaar maakt Rottenberg bekend niet voor een volgende termijn in aanmerking te willen komen, wegens gezondheidsproblemen. Ik gun die niemand, maar ik zou er wel aan willen herinneren dat Felix Rottenberg zelf twee jaar geleden meedeelde (Haagsche Courant van 22 oktober 1994) er in 1997 mee op te zullen houden: 'Voor je het weet ben je een politieke junk. Daar pas ik voor.'

Wie Rottenberg serieus neemt, wist dus al heel lang dat in 1997 een nieuwe voorzitter van het partijbestuur nodig was. Noodtoestanden worden bij voorkeur uitgevonden door politieke elites die ruimte voor zichzelf opeisen ten koste van de democratie - dat constateert Aristoteles al in zijn Politika.

Toch kreeg ik medelijden, toen de kronkelende Van der Ploeg van zijn interviewers te horen kreeg dat mevrouw Adelmund de avond tevoren op de televisie had verklaard, dat zij de combinatie van fractielid en partijvoorzitterschap helemaal geen noodgreep vond, maar juist heel goed; evenmin had zij uitgesloten daar na 1998 mee door te willen gaan - tenzij ze daarvan, ondanks haar ongelooflijke kwaliteiten, zou moeten afzien omdat deze dubbelfunctie helaas nog niet gecombineerd kan worden met een ministerschap of staatssecretariaat, waartoe zij vanzelfsprekend in een nieuw kabinet ook geroepen is.

Hierop had Van der Ploeg geen verweer. Toevallig had ik de betreffende uitzending ook gezien. Adelmund verdedigde daar vol vuur haar voorgenomen dubbelfunctie met een beroep op het vernieuwingsrapport van de commissie-Van Kemenade (1991). Daarin zou staan dat zo'n dubbelfunctie juist wenselijk was. Nu wil het toeval (?) dat ik een van de auteurs van dat rapport ben, maar iedere lezer kan vaststellen dat Karin Adelmund hier loog dat het gedrukt staat (blz. 43 en 65), zoals ze in dat televisieprogramma ook loog met haar opzienbarende mededeling dat ze 'uit het bedrijfsleven' afkomstig is. Kennelijk is de verrechtsing van de PvdA nu zover voortgeschreden, dat voormalige bestuurders van de Vrouwenbond FNV zich daarvoor zo schamen, dat ze deze activiteit willen voorstellen als een vorm van 'bedrijfsleven'.

Adelmund loog daarentegen niet toen ze zichzelf kandidaat stelde met - zo lees ik in het vlugschriftje van de PvdA - de mededeling: 'Ik ben geen Bart Tromp.' Inderdaad heeft ze, anders dan schrijver dezes, nog nooit haar nek uitgestoken voor openheid en democratie binnen de PvdA; noch heeft ze ooit meegewerkt aan serieuze commissies en partijrapporten om die partij te vernieuwen en ze heeft ook nimmer iets van zich laten horen toen van al die voorgestelde en democratisch besloten vernieuwingen in de PvdA niets terechtkwam.

De kandidatuur van Karin Adelmund voor het voorzitterschap van de Partij van de Arbeid past in een breder patroon van ontdemocratisering. Kenmerkend voor deze 'oosteuropeanisering' was een grote advertentie van de PvdA in de Volkskrant van gisteren, waarin de kandidatuur van Adelmund werd bejubeld, vergezeld van een oproep om nu lid te worden. Terwijl de kandidaatstellingsperiode nog niet eens verstreken is, trekt het zittende partijbestuur zo partij voor een kandidaat. Beter kon niet worden gedemonstreerd hoe men in de top van de PvdA denkt over interne democratie.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
27-11-1996

« Terug naar het overzicht