In dienst van de vrede

DE WONDERLIJKE terugkeer van Dutchbat naar huis en haard viel nagenoeg precies een jaar na een draaipunt in de Bosnische oorlog, waaraan nu niemand nog herinnerd wil worden. Op 19 juli was het een jaar geleden dat het 'vredesultimatum' van de Contactgroep afliep. Op die datum moesten alle betrokken partijen het definitieve vredesplan voor Bosnie-Hercegovina hebben aanvaard.

Na het plan-Owen/Vance (januari 1993) en het plan-Owen/Stoltenberg (augustus 1993) was dit de derde vredesregeling die de internationale gemeenschap aan de strijdende partijen voorlegde. Ditmaal kwam het uit de koker van de op initiatief van Rusland ingestelde Contactgroep, bestaande uit de Verenigde Staten, Rusland, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannie. Het plan was nadeliger voor de Bosnische staat dan de beide voorgaande, maar het werd door de Bosnische regering en de Kroaten aanvaard.

De Contactgroep benadrukte dat het plan niet voor verdere onderhandelingen vatbaar was: voor de strijdende partijen was het nu 'slikken of stikken'. Wie niet slikte, zou op verregaande onaangenaamheden worden getrakteerd. Weigering van de Bosnische Serviers zou, zo maakte de Contactgroep duidelijk, tot gevolg hebben dat het eenzijdige wapenembargo tegen de Bosnische staat zou worden opgeheven, dat Unprofor zou vertrekken en dat de sancties tegen Servie zouden worden verscherpt.

De Bosnische Serviers reageerden met hun gebruikelijke tactiek, een combinatie van chicanes, vertraging en ontwijken. Pas in augustus zeiden ze luid en duidelijk nee.

Daarmee kwam een feitelijk eind aan de toen al bijna drie jaar durende pogingen van achtereenvolgens Europese Unie, Verenigde Naties en Contactgroep om een diplomatieke oplossing tot stand te brengen, die steeds uitdrukkelijk werd gepresenteerd als alternatief voor een militaire regeling.

Het ultimatum van de Contactgroep bleek net zo loos als de voorgaande van EU en VN. Het wapenembargo werd niet opgeheven, Unprofor vertrok niet, en de sancties tegen Servie werden verzacht.

Zelfs voor de grootste optimist was het vanaf dat moment duidelijk dat er in het geheel geen 'vredesproces' meer bestond, als het al ooit had bestaan. De inspanningen van de diplomaten waren helemaal niet een alternatief voor oorlogvoering. Integendeel: zij hielden de motor daarvan juist in werking. En zij doen dat tot op de dag van vandaag.

Hun voornaamste, zo niet enige doel was en is een militaire interventie van buitenaf te voorkomen. Zo'n interventie is niet nodig, zo luidt het refrein dat 'realistische' politici en commentatoren nu al jarenlang aanheffen, omdat de oorlog in voormalig Joegoslavie niet echt telt voor Europa en voor de wereld. Er staan geen 'vitale belangen' op het spel. Het is maar een plaatselijk conflict.

Over deze analyse valt veel te zeggen. Ik beperk mij tot de retorische vraag of een vreedzaam en welvarend westelijk Europa werkelijk kan bestaan met een nationaal-socialistische brandhaard aan zijn grenzen, waarin gewelddadig ministaten worden gevormd op basis van een afgekondigde racistische homogeniteit.

Onder aanvoering van de zieke man van Europa, Groot-Brittannie, roepen de staten van Europese Unie tot nu toe dat het antwoord 'ja' luidt, en dat daarom niet hoeft te worden ingegrepen. Pas als de opheffing van het wapenembargo aan de orde komt, wordt een heel ander lied aangeheven.

Stel je voor dat Bosnie in staat wordt gesteld zichzelf militair te verdedigen! Dat kan alleen maar tot uitbreiding van de conflicten leiden, tot een Derde Balkanoorlog die de 'vitale belangen' van alle Europese staten zou aantasten.

Het Groot-Realistisch Koor, met zangers varierend van Geoffrey Hurd en Malcolm Rifkind tot Paul Scheffer, zingt dit lied nu al jaren lang, zonder de valsheid ervan te willen horen, maar met weglating van het laatste couplet. De logica van dit lied eist immers de nederlaag van de Bosniers.

De zojuist beeindigde kleine Nederlandse episode past hierin precies. Met de eliminatie van de Bosnische enclaves wordt de uitvoering van het 'definitieve' vredesplan nagenoeg definitief onmogelijk gemaakt. Dit plan voorzag immers in geografische uitbreiding en aaneensluiting van de enclaves in een voor de oorlog voornamelijk door Bosnische Moslims bewoond gebied, en hun verbinding met Sarajevo.

Hun eliminatie dient bovenal een Groot-Servisch strategisch doel: dit deel van Bosnie grenst aan de Sandzak van Novi Pasar, een voornamelijk door Moslims bewoond gebied in het huidige Servie.

Terwijl de grote mogendheden in hun Contactgroep krijsen dat een militaire oplossing onmogelijk is, krijgt deze steeds meer gestalte op het slachtveld. En terwijl het wapenembargo tegen de Bosnische regering volgens alle weldenkende commentatoren in stand moet worden gehouden, heeft alleen al Dutchbat afgelopen week voor vijftien miljoen gulden aan pantserwagens, anti-tankraketten, handvuurwapens, terreinjeeps, uniformen en machinegeweren aan het leger van generaal Mladic geleverd, nog afgezien van wat dit in de voorgaande periode heeft ingepikt.

Generaal Mladic had nog wel beloofd dat alles zou worden teruggegeven, zo meldde de commandant van Dutchbat, maar op een of andere manier was daar niets van terechtgekomen - eigenlijk onbegrijpelijk van een verder zo correcte beroepssoldaat.

Van oorlogsbuit kan men uiteraard niet spreken, want iedereen weet dat Unprofor geen oorlog voert; Unprofor laat zich alleen maar ten dienste van de vrede bestelen.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
26-07-1995

« Terug naar het overzicht