In memoriam Wim Duisenberg
Socialisme & Democratie 11-09-2005
In zijn eerste bijdrage aan Socialisme & Democratie had Wim Duisenberg weinig goede woorden over voor de oppositie van de PvdA tegen het kabinet De Quay, die toen (196x) met een verlies van vijf zetels was gehonoreerd. Dat lag volgens hem niet aan het partijprogram, ‘een soort grondwet waarmee alle leden zich in meer of mindere mate mkee kunnen verenigen’, maar aan het feit dat de PvdA ‘veel te netjes, te fatsoenlijk’ was geweest. Daarom bepleitte hij voor de toekomst ‘een iets hardere – mag ik het zeggen zakelijker? - koers’
Zonder oit actief te zijn geweest in de partij werd hij in 1971 gevraagd om toe te treden tot het ‘schaduwkabinet’. Zijn eerste reactie, als wetenschappelijk medewerker aan de toenmalige Gemeenteuniversiteit Amsterdam, was ‘met zoiets had ik nog willen wachten’, maar hij was enigszins ontdaan dat het telefoontje van Joop den Uyl pas om kwart over één kwam. Hij werd in 1973 minister van Financiën in het eerste en enige kabinet Den Uyl, nadat hij eerst hoogleraar was geworden op basis van een dissertatie over de osten en voordelen van ‘conversie’. Daar werd toen onder verstaan het transformeren van militaire in civiele industriële activiteiten. De teneur van zijn studie, die verscheen in de door professor Röling geleide reeks Polemologische Studies, was dat zo’n conversie alerminst nadelige economische consequeties zou hebben.
Als minister van Financiën had Duisenberg het moeilijk. De oliecrisis en de mede daaruit voortkomende ‘stagflatie’ pasten niet in de gedachte dat het hier slechts een conjuncturele neergang van de economie betrof. Zijn pogingen ‘s rijks financiën op gezonde leest te stoelen resulteerden in de toen in eigen kring zeer omstreden ‘één procentsnorm’, die inhield dat de collectieve uitgaven met nie5t meer dan één procent per jaar mochten stijgen. Toch is dat achteraf het keerpunt geweest in de onberaden en onbeheerste groei van verzorgingsstaat. In 1976 publiceerde Duisenberg in deze geesteen alternatief verkiezingsprogramma, dat alleen al door zijn beknoptheid een verademing was ten opzichte van ontwerp van het partijbestuur, dat nog helemaal doordesemd was van de gedachte dat socialisme gelijk stond aan onbekommerde vrijgevigheid ten dienste van ‘de zwakken’.
Het was zijn laatste politieke standpuntbepaling in de PvdA. Een kortstondig verblijf in de Tweede Kamer – hij werd toen gezien, tegen zijn ambitie, als opvolger van Den Uyl -, een even kortstondig lidaatschap van de directie van RABO-bank, dat alles monde uit in zijn benoeming tot hoofddirecteur van de Nederlandse Bank. Toen het tot een Europese Centrale Bank kwam, was hij om redenen die in andere in memoriams uitvoerig uiteen zijn gezet, de aangewezen man om dit instituut te leiden. Hij heeft dat voortrefelijk gedaan, juist – daar wees André Szas, de directeur van de Nederlandse Bank die van begin tot eind met de tot stand koming van de Europese Monetaire Unie was betrokken – omdat Wim Duisenberg perfect de klassieke Nederlandse deugden beheerste van het ‘schikken en plooien’ in een gezelschap dat alleen door consensus tot besluiten kan komen.
Wim Duisenberg had wel de ambitie de politiek te beïnvloeden, maar niet om er zelf een rol in te spelen. Sociaal-democraten houden vaak niet van presidenten van centrale banken, want die zeggen dat gezonde overheidsfinanciën de basis vormen van sociaal beleid. Als bankpresident speelde Duisenberg geen rol meer in de PvdA, al was het alleen maar omdat zwijgen diens voornaamste plicht is. Nadat hij met pensioen was gegaan liet Duisenberg echter in niet te verstane worden weten dat hij de Amerikaans-Britse orlog tegen Irak als een ramp beschouwde.
Bart Tromp
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Socialisme & Democratie
- Datum verschijning
- 11-09-2005