IN PLAATS VAN IRAK

De NAVO-top in Istanbul, twee weken geleden, had de kloof moeten dichten die is ontstaan als gevolg van de Amerikaans-Britse oorlog tegen Irak. Van nog meer belang was dat deze top de NAVO zelf weer tot een centrale factor in de westerse samenwerking moest maken. Na '11 september' begon de regering van George W. Bush immers een 'oorlog tegen het terrorisme' waar de NAVO opzichtig buiten werd gelaten. Dit ondanks het feit dat de NAVO-raad, het hoogste politieke orgaan van het bondgenootschap, toen als blijk van solidariteit met de Verenigde Staten voor het eerst in zijn geschiedenis artikel 5 van toepassing verklaarde, waarin een aanval op een lidstaat als een aanval op alle geldt.

De afwezigheid van een gemeenschappelijke vijand heeft het centrale doel van de NAVO, collectieve verdediging tegen zo'n vijand, ernstig ondergraven. In de afgelopen jaren heeft het bondgenootschap zijn bestaansrecht proberen te vernieuwen met vredesoperaties buiten het eigen verdragsgebied, zoals op de Balkan.

In Istanbul probeerde president Bush de onderlinge verschillen over Irak te laten voor wat ze zijn en de NAVO een rol te geven in Irak. De NAVO-top viel dan ook niet toevallig samen met de vervroegde overdracht van soevereiniteit in Irak. In Amerikaanse ogen was daarmee de weg vrij voor de deelname van de NAVO aan de 'multinationale strijdmacht' die nu onder auspicien van de Verenigde Naties rust en orde in Irak moet brengen.

De 'multinationale strijdmacht' is echter in feite een Amerikaanse aangelegenheid. Het is Istanbul dan ook niet gelukt de NAVO naar Irak te krijgen. Een vage verklaring - dat geholpen zal worden bij de opleiding van de Iraakse strijdkrachten en politie - is alles. Het is zelfs niet duidelijk of zulks in het kader van de NAVO zal gebeuren, dan wel - zoals de Franse president Jacques Chirac stelde - dat het gaat om bilaterale hulp van afzonderlijke NAVO-leden.

Op de achtergrond spelen twee duidelijke motieven. De meeste andere NAVO-leden voelen er niets voor mee te gaan werken aan het opruimen van de rotzooi die Bush en de Britse premier Tony Blair met hun oorlog-onder-valse-voorwendselen in Irak en het Midden-Oosten hebben veroorzaakt. Zeker niet omdat dit zonder twijfel door Bush zal worden gebruikt als wapenfeit in zijn verkiezingscampagne.

Niet gaan, is een verstandig besluit. Niets zou voor de NAVO slechter zijn dan dat het bondgenootschap, vanwege meedoen in Irak, door de rest van de wereld zou worden gezien als slechts een verlengstuk van Amerikaanse politiek.

Wel is besloten tot het sturen van vier 'provinciale wederopbouwteams' naar Afghanistan, waarvan ons land er een voor zijn rekening gaat nemen. Afghanistan is volgens Bush 'de eerste overwinning in de oorlog tegen het terrorisme'. Die overwinning werd letterlijk gekocht door roverhoofdmannen te betalen om de Taliban te verslaan. Nu maken die roverhoofdmannen in driekwart van Afghanistan de dienst uit en wordt onder hun supervisie 75 procent van het wereldaanbod aan opium geproduceerd.

De leider van de officiele regering, president Hamid Karzai, heeft alleen in de hoofdstad Kabul iets te zeggen, dit dankzij de aanwezigheid daar van 6.500 man buitenlandse troepen. Al zijn verzoeken om meer eenheden zijn tot nu toe genegeerd. Wel wemelt het in het bevrijde Kabul van de hulpverleners (er zijn naar schatting duizend non-gouvernementele organisaties gestationeerd), met als gevolg dat een groot deel van de fondsen die voor hulp zijn bestemd, opgaan aan de welhaast vorstelijke leefstijl die deze organisaties erop nahouden - de huren zijn in Kabul hoger dan in Manhattan.

De paar duizend manschappen extra die de NAVO nu naar Afghanistan stuurt, zijn niet meer dan druppels op een gloeiende plaat. Zij tonen het onvermogen van de trans-Atlantische verdragsorganisatie aan om daadwerkelijk operaties op grote schaal ver van de eigen grenzen uit te voeren.

Zo dreigt Afghanistan een dubbele mislukking te worden: voor de NAVO en voor de Verenigde Staten, die wel de oorlog wonnen, maar niet in staat en bereid zijn gebleken in het land vrede te stichten. Er opereren nog steeds zo'n tienduizend Amerikaanse en Britse gevechtstroepen tegen Taliban-strijders en gevechtsgroepen van Al-Qa'ida, en Osama bin Laden scharrelt er naar verluidt ook nog rond.

Stel je nu toch eens voor dat Bush en Blair de troepen en het geld dat ze voor de oorlog tegen en de bezetting van Irak hebben bestempeld, zouden besteden aan de pacificatie van Afghanistan.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
24-07-2004

« Terug naar het overzicht